ECLI:NL:RVS:2024:2774
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 22 juni 2022 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. De rechtbank heeft op 16 september 2022 dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep uitsluitend gericht is tegen de hoogte van de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 2 mei 2024, waarin zij heeft overwogen dat de rechtbank in vergelijkbare gevallen de wegingsfactor "gemiddeld" had moeten toepassen in plaats van "licht". Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank de proceskostenveroordeling had moeten aanpassen.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenveroordeling van € 379,50. De minister van Asiel en Migratie wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep, in totaal € 1.312,50, waarvan € 875,00 voor het beroep en € 437,50 voor het hoger beroep. De zaak wordt als "licht" aangemerkt, waardoor de wegingsfactor 0,5 wordt toegepast voor de proceskosten in hoger beroep.