ECLI:NL:RVS:2024:2771

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
202206803/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen proceskostenveroordeling in asielzaak

Op 14 juni 2022 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft op 7 november 2022 het beroep gegrond verklaard en het bestuursorgaan opgedragen binnen zestien weken een besluit te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, heeft hoger beroep ingesteld tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling die de rechtbank had uitgesproken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de rechtbank de wegingsfactor "licht" niet had moeten toepassen, maar "gemiddeld". Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskostenveroordeling. De minister van Asiel en Migratie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die nu zijn vastgesteld op € 1.312,50, inclusief kosten voor zowel het beroep als het hoger beroep. De zaak is als "licht" aangemerkt, wat heeft geleid tot een aangepaste wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding.

Uitspraak

202206803/1/V3
Datum uitspraak: 8 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 november 2022 in zaak nr. NL22.11108 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Op 14 juni 2022 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 7 november 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en het bestuursorgaan opgedragen binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen de hoogte van de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling. Onder verwijzing naar wat zij in een vergelijkbare zaak heeft overwogen in haar uitspraak van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796, komt de Afdeling ook in deze zaak tot het oordeel dat de rechtbank, gelet op de specifieke omstandigheden van de zaak, bij de proceskostenveroordeling niet de wegingsfactor "licht" maar de wegingsfactor "gemiddeld" had moeten toepassen.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover aangevallen, dat wil zeggen voor zover de rechtbank, onder toepassing van wegingsfactor 0,5, het bestuursorgaan heeft veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 379,50. De Afdeling zal de minister met toepassing van wegingsfactor 1 en op basis van de huidige puntwaarde alsnog tot vergoeding van een bedrag aan proceskosten in beroep van € 875,00 veroordelen. De minister moet ook de proceskosten in hoger beroep vergoeden. Omdat het hoger beroep uitsluitend gericht is tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding, en van eenvoudige aard is, merkt de Afdeling de zaak in hoger beroep als "licht" aan en past zij wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 november 2022 in zaak nr. NL22.11108, voor zover de rechtbank het bestuursorgaan heeft veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 379,50;
III.      veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50 (€ 875,00 voor het beroep en € 437,50 voor het hoger beroep), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024
18