ECLI:NL:RVS:2024:2761

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
202403874/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris

Op 16 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvragen van twee vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 11 juni 2024 de beroepen gegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak verblijfsvergunningen moet verlenen. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het hoger beroep heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Hij heeft geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdelingen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 5 juli 2024 door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.

Uitspraak

202403874/2/V2.
Datum uitspraak: 5 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 juni 2024 in zaak nr. NL23.35597 en NL23.35599 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 11 juni 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na bekendmaking van de uitspraak verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd moet verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris, nu de minister, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024
915