ECLI:NL:RVS:2024:2751
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep in asielzaak
Op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 30 april 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 17 juni 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van de vreemdeling en de procedures rondom asielaanvragen centraal staan.