ECLI:NL:RVS:2024:2726
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 3 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 mei 2024 het beroep van een vreemdeling gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De staatssecretaris had eerder, op 9 maart 2022, de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar verklaarde op 24 juli 2023 het bezwaar van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling ging in beroep tegen deze beslissing, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank. In het hoger beroep verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij de voorlopige voorziening getroffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.