ECLI:NL:RVS:2024:2693

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
202106567/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor sport- en recreatiecentrum in Eindhoven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 6 augustus 2021 de omgevingsvergunning voor het sport- en recreatiecentrum 'Mysteria' in de Heilig Hart van Jezus kerk in Eindhoven had vernietigd. De vergunning was verleend aan City Gaming B.V. voor het verbouwen van het pand en het plaatsen van speeltoestellen. Omwonenden, waaronder een aantal appellanten, vreesden voor overlast door de activiteiten van het centrum. De rechtbank had in een tussenuitspraak van 20 mei 2021 het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven de gelegenheid gegeven om gebreken in de vergunning te herstellen. Het college had vervolgens op 9 augustus 2023 een nieuwe omgevingsvergunning verleend, maar dit leidde opnieuw tot beroepen van omwonenden en andere partijen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de hoger beroepen van het college en de Parochie St. Joris gegrond verklaard, terwijl het hoger beroep van de omwonenden ongegrond werd verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college niet had mogen afwijken van bepaalde planregels. De Afdeling vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en bevestigde de nieuwe omgevingsvergunning, waarbij werd vastgesteld dat de activiteiten van Mysteria passen binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.

Uitspraak

202106567/1/R2.
Datum uitspraak: 3 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C], [appellant sub 1D] en [appellant sub 1E], en [appellant sub 1G] en [appellante sub 1H], allen wonend te Eindhoven (hierna: [appellant sub 1A] en anderen),
2.       Parochie St. Joris, gevestigd te Eindhoven,
3.       het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­Brabant van 6 augustus 2021 in zaak nrs. 20/2187, 20/2188, 20/2255, 20/2256, 20/2257, 20/2258 en 20/2259 in het geding tussen:
1.       [partij A] en [partij B] en [partij C],
2.       [appellant sub 1A] en anderen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2020 heeft het college aan City Gaming B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand, het plaatsen van speeltoestellen en het plaatsen en verlichten van een logo, en ook voor het intern verbouwen van de niet-monumentale kapel tot ondergeschikte horeca in de Heilig Hart van Jezus kerk aan de Ploegstraat 3 in Eindhoven, ten behoeve van sport- en recreatiecentrum "Mysteria".
Bij tussenuitspraak van 20 mei 2021 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het college in de gelegenheid gesteld de in die uitspraak geconstateerde gebreken in dat besluit te herstellen.
Op 15 juni 2021 heeft het college naar aanleiding van de tussenuitspraak een aanvullende motivering gegeven.
Bij uitspraak van 6 augustus 2021 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de verleende omgevingsvergunning vernietigd en het college opgedragen om binnen 12 maanden na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.
[appellant sub 1A] en anderen, Parochie St. Joris en het college hebben hoger beroep ingesteld tegen de tussenuitspraak van 20 mei 2021 en de uitspraak van 6 augustus 2021.
Bij besluit van 9 augustus 2023 heeft het college opnieuw een omgevingsvergunning aan City Gaming B.V. verleend voor bovengenoemde activiteiten.
[partij D] en [partij E], [partij A] en [partij B] en [partij C] hebben hier beroep tegen ingesteld.
[appellant sub 1A] en anderen hebben een zienswijze ingediend tegen dit besluit.
Parochie St. Joris en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Parochie St. Joris, het college, [partij A], [partij B] en [partij C], [appellant sub 1A] en anderen en [partij D] en [partij E] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 26 januari 2024, waar [appellant sub 1A] en anderen, bijgestaan door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat in Eindhoven, [partij D] en [partij E], bijgestaan door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat in Eindhoven, Parochie St. Joris, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door F.W.J. Verheul en mr. A.M. Huiswoud, zijn verschenen. Verder is op de zitting City Gaming B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 20 februari 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       City Gaming B.V. wil het concept "Sport- en recreatiecentrum Mysteria" (hierna: Mysteria) in de Heilig Hart van Jezus kerk onderbrengen. De kerk ligt aan de Ploegstraat 3 in Eindhoven (hierna: het perceel). Dit concept bestaat uit verschillende sportieve en recreatieve activiteiten en is gericht op een brede doelgroep. De activiteiten omvatten onder andere de "Maze runner" (een interactief bewegingsconcept), een lasergame arena, een "augmented reality klimwand", een smartwall en een multifunctioneel speelveld. Er komt ook een horecavoorziening in de kerk.
Het college heeft daartoe aan City Gaming B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten "bouwen" en "handelingen met gevolgen voor beschermde monumenten" voor het hergebruiken van de kerk. De omgevingsvergunning maakt het verbouwen van het pand, het plaatsen van speeltoestellen en het verlichten van een logo mogelijk. Een aantal omwonenden is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning, omdat zij vrezen voor overlast.
Op het moment van het nemen van het besluit van 1 juli 2020 was het bestemmingsplan "Gestel binnen de Ring 2007" van toepassing, op grond waarvan het perceel de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" had, en het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" (hierna: het Paraplubestemmingsplan).
2.1.    De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Tussenuitspraak van 20 mei 2021
3.       De rechtbank oordeelt dat Mysteria past binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden", omdat de activiteiten van Mysteria een overwegend sportief recreatief karakter hebben en dus kwalificeren als maatschappelijke voorziening. Bij bijna alle activiteiten moeten deelnemers bewegen en actief zijn. Alhoewel de rechtbank niet uitsluit dat Mysteria ook als een categorie 4-horecabedrijf kan worden beschouwd of als een bedrijf, gaat het er volgens de rechtbank niet om of Mysteria ook onder andere bestemmingen kan worden geschaard, maar of het kan worden beschouwd als een maatschappelijke voorziening. Dat is volgens de rechtbank het geval.
De rechtbank oordeelt daarnaast dat de horecavoorziening beschouwd kan worden als ondersteunende horeca. Daarbij is volgens de rechtbank van belang dat de horecavoorziening alleen kan worden bereikt via de toegangscontrole bij de hoofdingang en dat de oppervlakte van de horecavoorziening beduidend kleiner is dan de totale kerk.
Ook oordeelt de rechtbank dat het college ten onrechte niet heeft getoetst aan artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, op grond waarvan het verboden is om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte. Er is volgens de rechtbank namelijk sprake van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten die leiden tot een wijziging van de gebruiksfunctie met een toename van de autoparkeerbehoefte. Het college heeft volgens de rechtbank ten onrechte niet gemotiveerd of het wil afwijken van dit verbod met toepassing van artikel 5.2 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan.
Volgens de rechtbank heeft het college bij het beoordelen van de parkeerbehoefte kunnen aansluiten bij de norm die is gesteld voor een indoorspeeltuin met een bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo) van minder dan 1.500 m2. Het college heeft volgens de rechtbank, onder verwijzing naar de brede en jongere doelgroep, voldoende gemotiveerd waarom het heeft aangesloten bij deze parkeernorm en niet bij de norm voor een sporthal, fitnessstudio of amusementshal. Daarnaast heeft het college de oppervlakte van Mysteria kunnen berekenen aan de hand van de bouwtekening voor de nieuwe situatie bij de aanvraag, waaruit blijkt dat de te gebruiken ruimten een bvo hebben van minder dan 1.500 m2. Het college heeft dus de normatieve parkeerbehoefte kunnen vaststellen op 18 parkeerplaatsen.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat de 10 parkeerplaatsen die op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, voldoende bereikbaar zijn en de nooduitgang en hoofdentree niet blokkeren. Ook is de rechtbank van oordeel dat de parkeeronderzoeken op voldoende representatieve momenten hebben plaatsgevonden en dat het college deze ten grondslag heeft kunnen leggen aan het besluit van 1 juli 2020.
De rechtbank oordeelt verder dat het college het besluit van 1 juli 2020 in strijd met artikel 4.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan heeft genomen, omdat bij verlening van de omgevingsvergunning het aantal fietsparkeerplaatsen had moeten worden bepaald.
De rechtbank heeft het college opgedragen om, als het wil afwijken van artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, te motiveren dat dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college zal in dit verband ook moeten reageren op de door appellanten naar voren gebrachte vrees voor aantasting van de leefomgeving, geluidoverlast, vrees voor overlast van bezoekers en overlast in verband met het verkeer van en naar Mysteria en de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de komst van Mysteria.
Aanvullende motivering college naar aanleiding van de tussenuitspraak
4.       In zijn aanvullende motivering van 15 juni 2021 stelt het college dat het met toepassing van artikel 5.2, aanhef en onder a, van de planregels van het Paraplubestemmingsplan wil afwijken van het verbod in artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan. Er wordt volgens het college, onder verwijzing naar de tussenuitspraak, voldaan aan de Nota Parkeernormen 2016.
Voor zover omwonenden vrezen voor aantasting van de leefomgeving, geluidoverlast en overlast van bezoekers, stelt het college zich op het standpunt dat het hier in het bestreden besluit terecht niet op is ingegaan. Dit gebruik past volgens het college namelijk rechtstreeks in het bestemmingsplan "Gestel binnen de Ring 2007".
Volgens het college resteert alleen de vrees van omwonenden voor toenemende overlast door parkeren en verkeer van en naar Mysteria door afwijking van het "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing". Het college merkt op dat de parkeerplaatsen in de openbare ruimte mede zijn bestemd als parkeervoorzieningen behorende bij woonstraten, wat voor de omwonenden ook kan leiden tot parkeer- en verkeersoverlast. Ruimtelijk gezien is volgens het college niet van belang of hier iemand parkeert die naar Mysteria gaat of die bij iemand op bezoek gaat. Het college stelt dat het daarom mag uitgaan van de negatieve gevolgen die door het rechtstreeks maximaal planologisch toegestane gebruik van deze parkeervoorzieningen zouden kunnen worden veroorzaakt.
Binnen de wijk is volgens het college voldoende ruimte voor het benodigde aantal parkeerplaatsen. Uit het uitgevoerde parkeeronderzoek blijkt dat ook op het drukste moment nog voldoende parkeercapaciteit in de openbare ruimte beschikbaar is om acht parkeerplaatsen op te vangen zonder de maximale parkeerbezetting van 90% te overschrijden. Het college concludeert dat er daarmee geen sprake is van een onevenredige aantasting van de leefomgeving, waardoor geen sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening.
Het college heeft het aantal fietsparkeerplaatsen vastgesteld op 21 plaatsen, die beschikbaar zijn op het eigen terrein. Het college merkt daarbij op dat op grond van de "Nota Parkeernormen 2016" aansluiting zou worden gezocht bij de functie "sporthal" met een norm van 3,3 fietsparkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Dat komt neer op 49 fietsparkeerplaatsen. Maar het college heeft inmiddels het parkeerbeleid geactualiseerd in de "Actualisatie Nota parkeernormen (2019)". Hier zoekt het college aansluiting bij de functie "indoorspeeltuin" met een norm van 1,4 fietsparkeerplaatsen per 100 m2 bvo, die is bepaald op 1.489,80 m2. Dit leidt tot een fietsparkeerbehoefte van 21 fietsparkeerplaatsen.
Het college verzoekt daarom de rechtsgevolgen van het besluit van 1 juli 2020 in stand te laten.
Einduitspraak van 6 augustus 2021
5.       De rechtbank oordeelt dat deze uitspraak voortbouwt op de tussenuitspraak en dat de rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
Alhoewel het college volgens de rechtbank bevoegd is om (binnenplans) af te wijken van het Paraplubestemmingsplan op grond van artikel 5.2 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, is hier in het besluit van 1 juli 2020 geen toestemming voor verleend. Dat leidt er volgens de rechtbank toe dat de rechtsgevolgen van het besluit van 1 juli 2020 niet in stand kunnen worden gelaten, want dan is er nog steeds geen toestemming voor het afwijken van dit bestemmingsplan. Het verlenen van de toestemming voor het afwijken van dit bestemmingsplan kan volgens de rechtbank alleen in een nieuw besluit.
De rechtbank oordeelt dat het college de bestaande gebruiksmogelijkheden mag betrekken bij de afweging of het afwijken van het bestemmingsplan wel of niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Dat betekent volgens de rechtbank dat het college de rechtstreekse gevolgen van Mysteria zelf (het gebruik van het gebouw) buiten beschouwing kan laten, omdat Mysteria niet in strijd is met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden". Het stemgeluid van bezoekers op het open terrein voor Mysteria en het geluid van bezoekers op weg naar Mysteria over de openbare weg kunnen volgens de rechtbank in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer, dat door Mysteria in acht moet worden genomen, buiten beschouwing worden gelaten. Omdat sprake is van een toename van de autoparkeerbehoefte, had het college volgens de rechtbank wel een vergelijking moeten maken tussen het geluid en andere gevolgen van bezoekers (al dan niet met auto’s) aan de kerk en het geluid en andere gevolgen van bezoekers (al dan niet met auto’s en parkerend bij Mysteria of in de wijk) aan Mysteria. De rechtbank acht het niet op voorhand uitgesloten dat er verschillen kunnen zijn tussen deze situaties. Het college had volgens de rechtbank moeten beoordelen of de extra gevolgen vanwege bezoek aan en verkeer naar Mysteria kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omwonenden ten opzichte van de gevolgen van bezoekers aan de kerk. Het college mag bij die toets wel betrekken dat het gebruik van parkeerplaatsen al is toegestaan in de planregels. Doordat het college niet heeft gekeken naar de gevolgen van bezoekers aan Mysteria voor het woon- en leefmilieu van omwonenden, is de aanvullende motivering volgens de rechtbank onvoldoende.
Verder oordeelt de rechtbank dat het college aansluiting heeft mogen zoeken bij de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) voor het bepalen van het aantal fietsparkeerplaatsen en terecht het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen op 21 heeft vastgesteld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de gebreken in de tussenuitspraak kunnen worden hersteld en heeft nagelaten de gebreken te herstellen.
Hogerberoepsgronden college en Parochie St. Joris tegen tussen- en einduitspraak
Parkeren
6.       Het college en Parochie St. Joris betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij het nemen van het besluit van 1 juli 2020 niet alleen had moeten toetsen aan artikel 4.1, onder a, van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, maar ook aan artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, en dat het college had moeten concluderen dat het besluit met het verbod van dit artikel in strijd is en had moeten motiveren of het wil afwijken van dit verbod. Volgens het college en Parochie St. Joris zijn de artikelen 5.1 en 5.2 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan niet van toepassing, omdat deze zien op de situatie dat geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten. Het college heeft volgens hen daarom niet hoeven toetsen aan artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan.
6.1.    De rechtbank oordeelt naar het oordeel van de Afdeling terecht dat artikel 4.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan van toepassing is, omdat er omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten zijn. Uit dat artikel volgt namelijk dat bij afgifte van een omgevingsvergunning het aantal te realiseren parkeerplaatsen wordt bepaald conform de "Nota Parkeernormen 2016". Het college heeft een omgevingsvergunning voor de activiteit "bouwen" aan City Gaming B.V. verleend. Dat is tussen partijen ook niet in geschil.
Maar de rechtbank komt ten onrechte tot de conclusie dat ook artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan van toepassing is en dat het college hier ten onrechte niet aan heeft getoetst. Dit artikel bevat een verbod om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte. Uit artikel 1.8 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan volgt dat onder het wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen moet worden verstaan het feitelijk wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen, waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. Het verbod van artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan is dus niet van toepassing wanneer sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. Dat betekent dat ofwel aan artikel 4.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan moet worden getoetst, namelijk als de gebruikswijziging gepaard gaat met omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten, ofwel aan artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, als dat niet het geval is. Toetsing van een activiteit aan beide artikelen is niet aan de orde. Uit de omstandigheid dat voor de activiteiten van City Gaming B.V. in dit geval een omgevingsvergunning voor de activiteit "bouwen" benodigd is en is verleend, volgt dat de rechtbank ten onrechte artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan van toepassing heeft geacht.
Het betoog slaagt.
Overlast bezoekers
7.       Het college en Parochie St. Joris betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aanvullende motivering van het college van 15 juni 2021 onvoldoende is. Volgens het college en Parochie St. Joris heeft de rechtbank zich hierbij ten onrechte gebaseerd op artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan. Het college en Parochie St. Joris betogen verder dat het oordeel van de rechtbank dat het college had moeten kijken naar de gevolgen van bezoekers aan Mysteria voor het woon- en leefmilieu van omwonenden niet begrijpelijk is. Enerzijds oordeelt de rechtbank dat het aangevraagde gebruik van de kerk binnen de bestemming past en dat het college de rechtstreekse gevolgen van Mysteria ten aanzien van het gebruik van het gebouw buiten beschouwing heeft kunnen laten. Anderzijds moet het college wel rekening houden met het geluid van bezoekers (al dan niet met auto’s). Hetzelfde geldt voor andere gevolgen verbonden aan bezoekers. Dit gaat volgens het college verder dan de ruimtelijke gevolgen van de toename van de autoparkeerbehoefte. Volgens het college gaat de rechtbank eraan voorbij dat het gebruik van de kerk in het bestemmingsplan past en dat de ruimtelijke gevolgen van bezoekers van dit gebruik daar onderdeel van uitmaken.
7.1.    De Afdeling komt aan een inhoudelijke beoordeling van deze hogerberoepsgrond niet toe. De rechtbank heeft het college opgedragen om, indien het wil afwijken van artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan, te reageren op de door appellanten in beroep naar voren gebrachte vrees voor aantasting van de leefomgeving en overlast door bezoekers van en naar Mysteria (zie de tussenuitspraak van 20 mei 2021, Beslissing in samenhang met overweging 14.3, tweede, derde en vierde streepje). Deze opdracht vloeit echter voort uit de onjuiste aanname dat artikel 5.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan van toepassing is.
Hogerberoepsgronden [appellant sub 1A] en anderen
Strijdigheid bestemmingsplan "Gestel binnen de Ring 2007"
8.       [appellant sub 1A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het concept "Mysteria" past binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden". De activiteiten van Mysteria kunnen volgens [appellant sub 1A] en anderen niet worden gekwalificeerd als sport en sportieve recreatie, maar als dagrecreatie/amusement/vermaak. Dat past volgens [appellant sub 1A] en anderen niet binnen de bestemming. Alleen de omstandigheid dat deelnemers aan een activiteit bewegen maakt volgens [appellant sub 1A] en anderen niet dat er sprake is van een activiteit met een sportief recreatief karakter. Anders dan de rechtbank overweegt, zijn volgens [appellant sub 1A] en anderen de doelgroepen waarop Mysteria zich richt wel relevant en wijzen deze op realisatie van een leisure centrum waar horeca, amusement en dagrecreatie gecombineerd worden.
8.1.    Artikel 10.1, aanhef en onder a, van de planregels, bepaalt dat binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" maatschappelijke voorzieningen zijn toegelaten. "Maatschappelijke voorzieningen" zijn in artikel 1.34 van de planregels gedefinieerd als educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
8.2.    Deze grond die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, is zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 3.4 van de tussenuitspraak van 20 mei 2021 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
9.       [appellant sub 1A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de horeca-activiteiten van Mysteria gekwalificeerd kunnen worden als ondersteunende horeca ten dienste van een maatschappelijke voorziening. Volgens [appellant sub 1A] en anderen gaat het om een zelfstandige horeca-activiteit, namelijk een categorie 4-activiteit als bedoeld in bijlage 2 behorende bij de planregels, aangezien er geen tijdslimiet is gekoppeld aan het verblijf in de horecavoorziening en de horecavoorziening gebruikt kan worden zonder aanmelding.
9.1.    Artikel 10.1, aanhef en onder b, van de planregels, bepaalt dat binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" horecavoorzieningen ten dienste van de maatschappelijke voorziening zijn toegestaan. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige horeca. In de planregels is niet gedefinieerd wat onder ondersteunende horeca wordt verstaan.
9.2.    Ook deze grond die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, is zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4.5 van de tussenuitspraak van 20 mei 2021 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daarbij betrekt de Afdeling dat de horecavoorziening alleen kan worden bereikt via de toegangscontrole bij de ingang en dat bezoekers aan Mysteria, in tegenstelling tot wat [appellant sub 1A] en anderen betogen, moeten reserveren voor zij gebruik mogen maken van de faciliteiten. Op de zitting is toegelicht dat dat ook geldt voor begeleiders van mensen die sportief gaan recreëren maar dat zelf niet doen, waardoor het aantal mensen die in de horecavoorziening verblijven gelimiteerd is.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
- Parkeerbehoefte
10.     [appellant sub 1A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de parkeerbehoefte heeft kunnen vaststellen op 18 parkeerplaatsen. Daartoe voeren zij verschillende argumenten aan.
- Parkeernorm indoorspeeltuin
10.1.  [appellant sub 1A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij onvoldoende hebben betwist dat voor de berekening van de parkeerbehoefte uitgegaan mag worden van de parkeernormen voor een indoorspeeltuin.
10.2.  De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college in zijn nota van zienswijzen voldoende heeft gemotiveerd waarom het heeft aangesloten bij de parkeernormen voor een indoorspeeltuin en niet bij een sporthal, fitnessstudio of casino/amusementshal. [appellant sub 1A] en anderen hebben deze uitleg onvoldoende betwist.
Zo is er volgens het college sprake van een breed aanbod van verschillende recreatiefaciliteiten waarmee vrijetijdsbesteding wordt geboden aan een brede doelgroep. Daardoor is volgens het college de verwachting dat naar Mysteria meer groepen zullen komen dan naar een sporthal, en dat die groepen samen naar de locatie reizen. Verder wordt met een fitnesstudio/sportschool volgens het college gedoeld op kleinschalige voorzieningen waar voor het overgrote deel alleen gebruik wordt gemaakt van fitnessapparaten. Ook is er volgens het college geen sprake van een casino/amusementshal, omdat dat geheel andere activiteiten zijn, zoals gokken. Een verschil met een casino/amusementshal is volgens het college verder dat Mysteria werkt op afspraak en dat het houden van kinderfeesten mogelijk is. [appellant sub 1A] en anderen hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van deze gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. Daarmee bestaat er geen grond voor het oordeel dat het college niet heeft mogen aansluiten bij de parkeernorm voor een indoorspeeltuin.
Het betoog slaagt niet.
- Oppervlakte Mysteria
10.3.  Verder heeft de rechtbank volgens [appellant sub 1A] en anderen onterecht overwogen dat het college de oppervlakte van Mysteria heeft kunnen berekenen aan de hand van de bouwtekeningen voor de nieuwe situatie die bij de aanvraag om omgevingsvergunning is gevoegd. Er ontbreekt volgens [appellant sub 1A] en anderen een concrete afbakening van het gebruik van de ruimten binnen de kerk. Zij wijzen op hun schriftelijke reactie van 16 juli 2021 op de nadere motivering van het college van 15 juni 2021. Als al mocht worden uitgegaan van parkeernormen voor een indoorspeeltuin, had volgens hen daarom moeten worden uitgegaan van de normen voor een oppervlakte van meer dan 1.500 m2.
10.4.  De rechtbank heeft naar het oordeel van de Afdeling terecht geoordeeld dat het college de oppervlakte van Mysteria heeft kunnen berekenen aan de hand van de bouwtekeningen voor de nieuwe situatie die bij de aanvraag om omgevingsvergunning is gevoegd. Daarop is duidelijk te zien welke ruimtes behoren tot de aanvraag en is ook het gebruik van de ruimtes binnen de kerk concreet afgebakend.
Weliswaar moet een deel van de gemeenschappelijke technische ruimtes en vluchtroutes ook bij het bvo van Mysteria worden geteld, maar het aandeel dat eventueel zou kunnen worden toegerekend aan Mysteria is zo gering dat het totale bvo van Mysteria niet boven de 1.500 m2 uitkomt.
Het betoog slaagt niet.
- Parkeeronderzoek
10.5.  Ook betogen [appellant sub 1A] en anderen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het parkeeronderzoek heeft plaatsgevonden op representatieve data en tijdstippen. Volgens [appellant sub 1A] en anderen is de parkeerdruk zeer hoog en is de verwachting dat meer dan 18 parkeerplaatsen nodig zullen zijn.
10.6.  [appellant sub 1A] en anderen hebben niet gemotiveerd waarom zij vinden dat de rechtbank ten onrechte van oordeel is dat de parkeeronderzoeken op voldoende representatieve momenten hebben plaatsgevonden en dat het college deze parkeeronderzoeken ten grondslag heeft kunnen leggen aan het in beroep bestreden besluit. Zij hebben in dat kader op de zitting alleen herhaald dat het college volgens hen niet heeft kunnen aansluiten bij de parkeernorm voor een indoorspeeltuin.
Het betoog slaagt niet.
- Indieners beroepsgronden over parkeerbehoefte
10.7.  Ten slotte betogen [appellant sub 1A] en anderen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat alleen [partij A] en [partij B] en [partij C] gesteld hebben dat de komst van Mysteria zal leiden tot een toename van de parkeerbehoefte. Ook zij hebben die vrees geuit.
10.8.  Zoals de rechtbank in haar einduitspraak van 6 augustus 2021 onder 5 al heeft onderkend, hebben ook [appellant sub 1A] en anderen in beroep gesteld te vrezen voor een toename van de parkeerbehoefte.
Het betoog slaagt niet.
- Conclusie
10.9.  De Afdeling is van oordeel dat uit bovenstaande volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college heeft kunnen aansluiten bij de parkeernorm voor een indoorspeeltuin met een bvo van minder dan 1.500 m2 en de parkeerbehoefte heeft kunnen vaststellen op 18 parkeerplaatsen.
- Realiseerbaarheid parkeerplaatsen
11.     [appellant sub 1A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat parkeerplaatsen P4, P5 en P6 gerealiseerd kunnen worden. Dit is volgens [appellant sub 1A] en anderen niet het geval, vanwege vereisten uit het Bouwbesluit die zien op de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten. Daarnaast is het volgens hen aannemelijk dat een aantal parkeerplaatsen voor Mysteria niet kan worden gerealiseerd, omdat deze worden gebruikt door de in de oude pastorie gevestigde zorginstelling.
11.1.  De Afdeling is van oordeel dat uit artikel 4.1, onder a, van de planregels van het Paraplubestemmingsplan volgt dat een bouwplan pas voldoet aan dit bestemmingsplan, als het bouwplan voorziet in voldoende parkeerplaatsen conform de "Nota Parkeernormen 2016". Dit betekent dat een bouwplan pas voldoet aan het bestemmingsplan als de in de aanvraag genoemde parkeergelegenheid daadwerkelijk gerealiseerd en gebruikt kan worden.
11.2.  Artikel 6:37, eerste, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012 bepaalt dat indien de toegang tot een bouwwerk meer dan 10 m van de openbare weg gelegen is, tussen de openbare weg en ten minste één toegang van het bouwwerk voor het verblijven van personen een verbindingsweg moet liggen die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten, met een breedte van 4,5 m en vrij van obstakels.
11.3.  De Afdeling is van oordeel dat artikel 6.37, eerste, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012 niet in de weg staat aan de verwezenlijking van de bedoelde parkeerplaatsen. De strekking van dit artikel is namelijk niet dat de verbindingsweg tot aan de voordeur moet reiken. Het gaat erom dat, indien de toegang tot een bouwwerk meer dan 10 m van de openbare weg is gelegen, er een verbindingsweg moet zijn die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten om ten minste één toegang van het bouwwerk voor het verblijven van personen op voldoende korte afstand te bereiken. Dit kan ook worden afgeleid uit de omstandigheid dat, op grond van het tweede lid, geen verbindingsweg aanwezig hoeft te zijn als de toegang tot het bouwwerk op ten hoogste 10 meter van een openbare weg ligt. In dit geval is de betreffende toegang door de verbindingsweg tot op minder dan 10 meter afstand te bereiken. Overigens zijn er nog veel andere toegangen tot het gebouw aanwezig.
[appellant sub 1A] en anderen hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat een aantal parkeerplaatsen voor Mysteria niet kan worden gebruikt, omdat deze zouden worden gebruikt door de in de oude pastorie gevestigde zorginstelling.
Het betoog slaagt niet.
- Fietsparkeerplaatsen
12.     [appellant sub 1A] en anderen betogen verder dat het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen niet gerealiseerd kan worden, omdat dit ten koste gaat van het aantal parkeerplaatsen voor auto’s.
12.1.  Zoals hiervoor, onder 11.1, is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat uit artikel 4.1, onder a, van de planregels van het Paraplubestemmingsplan volgt dat een bouwplan pas voldoet aan het bestemmingsplan als het bouwplan voorziet in voldoende parkeerplaatsen conform de "Nota Parkeernormen 2016". Deze nota bevat ook normen voor fietsparkeerplaatsen. Dit betekent dat een bouwplan pas voldoet aan het bestemmingsplan als de in de aanvraag genoemde parkeergelegenheid voor fietsen daadwerkelijk gerealiseerd en gebruikt kan worden.
12.2.  De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen op 21 heeft kunnen stellen en dat uit de bouwtekeningen blijkt dat deze ook kunnen worden gerealiseerd op het eigen terrein van Mysteria zonder dat deze ten koste gaan van de parkeerplaatsen voor auto’s. [appellant sub 1A] en anderen hebben dit niet gemotiveerd weerlegd.
Het betoog slaagt niet.
Het besluit van 9 augustus 2023
13.     In de einduitspraak van 6 augustus 2021 heeft de rechtbank het besluit van 1 juli 2020 vernietigd en het college opgedragen om binnen 12 maanden een nieuw besluit te nemen. Bij besluit van 9 augustus 2023 heeft het college opnieuw op de aanvraag van City Gaming B.V. beslist en de omgevingsvergunning opnieuw verleend.
13.1.  Bij het nemen van het nieuwe besluit van 9 augustus 2023 zijn op verzoek van City Gaming B.V. enkele wijzigingen doorgevoerd. De activiteiten nerf-/lasergame arena en jungle chase worden vervangen door een sport- en spelzone, multifunctionele matten en ‘activate’. Verder worden de activiteiten trampolines en indoor spelen samengevoegd met de activiteit sport- en spelzone. Ook maken ruimtes 10, 11, 12 en 13 geen onderdeel meer uit van Mysteria. Daarvoor komen ruimtes 14, 15 en 16 in de plaats. De totale oppervlakte wordt daardoor iets verkleind; van 1.489,8 m2 tot 1.468,9 m2.
13.2.  Op het moment van het nemen van het besluit van 9 augustus 2023 was inmiddels een ander bestemmingsplan van toepassing, "Strijp- Gestel- en Stratum binnen de Ring en Bloemenbuurt-Zuid 2020". Hierin heeft het perceel waar Mysteria is voorzien de bestemming "Maatschappelijk", die onder meer maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt. In de planregels zijn "maatschappelijke voorzieningen" hetzelfde gedefinieerd als in het vorige bestemmingsplan. Op het moment van het nemen van het besluit van 9 augustus 2023 was inmiddels ook het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing 2021" van toepassing.
13.3.  In de motivering van het besluit van 9 augustus 2023 stelt het college zich op het standpunt dat de activiteiten van Mysteria aan te merken zijn als "sportieve recreatie" en passen binnen de bestemming "Maatschappelijk". Gebruiksfuncties die binnen de bestemming "Maatschappelijk" mogelijk zijn, passen ook in de omgeving. Volgens het college zijn de gevolgen ten aanzien van de leefomgeving en eventuele (geluids-)overlast van de bezoekers aan Mysteria al in de belangenafweging bij de vaststelling van het bestemmingsplan betrokken. Daarbij is volgens het college rekening gehouden met de belangen van omwonenden. Ook weegt volgens het college het belang van pandeigenaar en huurder bij het kunnen uitvoeren van het gebruik overeenkomstig de bestemming zwaar. Wel heeft in april 2023 een nieuw parkeeronderzoek plaatsgevonden, waaronder een parkeerdrukmeting en parkeerberekeningen.
Verder wordt volgens het college voldaan aan artikel 4.1 van de planregels van het Paraplubestemmingsplan 2021. De omgevingsvergunning voorziet in overeenstemming met de beleidsregelingen "Actualisatie Nota Parkeernormen 2019"en "Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen" in voldoende parkeergelegenheid. Bovendien blijkt uit het parkeeronderzoek van april 2023 dat de parkeerdruk onder de 90% blijft, zo stelt het college.
De (beroeps)gronden tegen het besluit van 9 augustus 2023
Ontvankelijkheid beroep [partij D] en [partij E]
14.     Het college betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [partij D] en [partij E], omdat zij geen beroep hebben ingesteld bij de rechtbank.
14.1.  De Afdeling overweegt dat vanwege het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van andere partijen niet kan worden aanvaard dat tegen een herstelbesluit dat hangende de procedure wordt genomen, beroep wordt ingesteld door een belanghebbende die geen beroep heeft ingesteld tegen het eerdere besluit. Het voorgaande geldt niet als de belanghebbende door het nieuwe besluit in een nadeliger positie is komen te verkeren of als door gewijzigde feiten of omstandigheden de belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het eerdere besluit.
14.2.  [partij D] en [partij E] hebben geen beroep ingesteld tegen het besluit van 1 juli 2020 en geen hoger beroep tegen de uitspraak van 6 augustus 2021. Het herstelbesluit van 9 augustus 2023 is wat betreft de aspecten waarover [partij D] en [partij E] beroepsgronden aanvoeren, onder andere het passen van de activiteiten binnen de bestemming "Maatschappelijk", de aard van de horeca-activiteit en het aspect parkeren, niet in nadelige zin gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke besluit van 1 juli 2020. Dit betekent dat [partij D] en [partij E] als gevolg van het herstelbesluit niet in een nadeliger positie zijn komen te verkeren dan waarin zij zich bevonden als gevolg van het oorspronkelijke besluit. [partij D] en [partij E] hadden deze beroepsgronden naar voren kunnen brengen tegen het besluit van 1 juli 2020.
In het parkeeradvies van Van Rooij van juni 2023 met de daaraan ten grondslag liggende parkeerdrukmeting van april 2023 wordt geconcludeerd dat minder parkeerplaatsen zijn vereist dan waarvan is uitgegaan in het besluit van 1 juli 2020, zodat ook daardoor [partij D] en [partij E] niet in een nadeliger positie zijn te komen verkeren. Er is in zoverre dan ook geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden waardoor [partij D] en [partij E] niet redelijkerwijs kan worden tegengeworpen dat zij hun beroepsgronden niet tegen het besluit van 1 juli 2020 hebben aangevoerd. Ook overigens hebben [partij D] en [partij E] geen feiten en omstandigheden aangedragen waardoor hun redelijkerwijs niet kan worden tegengeworpen dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit.
14.3.  Het beroep van [partij D] en [partij E] is niet-ontvankelijk.
Grondslag van de aanvraag
15.     [appellant sub 1A] en anderen betogen dat het besluit van 9 augustus 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De aanvraag om omgevingsvergunning van 21 februari 2022 kan volgens hen niet gezien worden als een ondergeschikte wijziging op de aanvraag van 20 februari 2019, maar moet gezien worden als een nieuwe aanvraag. Er liggen diverse nieuwe rapportages aan de aanvraag ten grondslag.
15.1.  Als hangende een bezwaar- of (hoger)beroepsprocedure over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo omgevingsvergunning wordt verleend voor een wijziging van het betrokken bouwplan, dan is op dat wijzigingsbesluit artikel 6:19 van de Awb van toepassing, mits de betreffende wijziging van ondergeschikte aard is.  De vraag of een wijziging van ondergeschikte aard is, moet per concreet geval worden beantwoord.
15.2.  Als een wijziging van de oorspronkelijke aanvraag zo ingrijpend is dat redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden gesproken, dan moet daarvoor een nieuwe aanvraag worden ingediend. Die situatie doet zich hier niet voor, aangezien het voorgenomen gebruik en de uiterlijke verschijningsvorm van het voorziene bouwplan, en daarmee de ruimtelijke uitstraling ervan, door de bedoelde wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke bouwplan vrijwel ongewijzigd zijn gebleven. Op 20 februari 2019 is een vergunning aangevraagd voor het verbouwen van het pand, het plaatsen van speeltoestellen en het plaatsen van een logo alsmede het intern verbouwen van de niet-monumentale kapel tot ondergeschikte horeca. Daarvan is in de nieuwe situatie nog steeds sprake. Bovendien is het gebruiksoppervlakte met 20,2 m2 verkleind. Dit is een geringe wijziging op een oppervlakte van 1489,8 m2.
Verder is niet gebleken dat door de wijzigingen derden in hun belangen zijn geschaad. De wijzigingen kunnen worden beschouwd als wijzigingen van ondergeschikte aard waarvoor geen nieuwe aanvraag om omgevingsvergunning behoefde te worden ingediend.
15.3.  Het besluit van 9 augustus 2023 wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Dat besluit maakt daarom deel uit van deze procedure.
Het betoog slaagt niet.
Bestemming "Maatschappelijk"
16.     [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] betogen verder dat de activiteiten van Mysteria niet binnen de bestemming "Maatschappelijk" passen. Volgens hen gaat het niet om voorzieningen ten behoeve van sport of sportieve recreatie.
16.1.  Deze grond is ook tegen het oorspronkelijke besluit aangevoerd en daarom verwijst de Afdeling naar het oordeel dat daarover is gegeven onder 8.2. De omstandigheid dat bij het nemen van het nieuwe besluit van 9 augustus 2023 enkele wijzigingen zijn doorgevoerd, maakt dat niet anders, omdat ook die activiteiten een overwegend sportief recreatief karakter hebben.
Het betoog slaagt niet.
Horeca
17.     Daarnaast betogen [appellant sub 1A] en anderen dat de horeca-activiteit van Mysteria te beschouwen is als een zelfstandige horeca-activiteit. Zo’n vorm van horeca is, gelet op wat de raad in paragraaf 3.12 van de plantoelichting heeft overwogen, volgens [appellant sub 1A] en anderen in strijd met het Horecabeleidsplan van 11 maart 2014.
17.1.  Ook deze grond is tegen het oorspronkelijke besluit aangevoerd en daarom verwijst de Afdeling naar het oordeel dat daarover is gegeven onder 9.2. Aan de beoordeling van de beweerdelijke strijd met het Horecabeleidsplan van 11 maart 2014 komt de Afdeling niet toe, omdat er geen sprake is van een zelfstandige horeca-activiteit maar van ondersteunende horeca.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
17.2.  [appellant sub 1A] en anderen betogen dat de parkeerbehoefte ten onrechte is vastgesteld op 14 parkeerplaatsen voor auto’s en 21 fietsparkeerplaatsen op eigen terrein. De berekening op basis van de "Rekentool parkeernormen" is volgens [appellant sub 1A] en anderen onjuist.
Volgens [appellant sub 1A] en anderen is ten onrechte uitgegaan van een indoorspeeltuin in plaats van een casino, amusementshal of fitnessstudio/sportschool. De vloeroppervlakte van Mysteria is ook groter dan waarvan het college is uitgegaan, omdat een aantal ruimten dat nodig is voor het gebruik niet betrokken is bij de berekening. Als al wordt uitgegaan van een indoorspeeltuin, dan had het college volgens hen moeten aansluiten bij de parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Dat is volgens hen zo, omdat Mysteria een oppervlakte heeft van meer dan 1.500 m2, zodat de ontwikkeling leidt tot een parkeerbehoefte van 43,5 autoparkeerplaatsen.
Daarnaast betogen [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] dat de omgevingsvergunning niet in voldoende parkeergelegenheid voor de bezoekers van Mysteria voorziet. Volgens hen volgt uit het in opdracht van [partij B] en [partij C] door Exante uitgevoerde parkeeronderzoek van 20 december 2023 dat het parkeeradvies van Van Rooij van juni 2023 met de daaraan ten grondslag liggende parkeerdrukmeting van april 2023 van onjuiste uitgangspunten uitgaat en niet ten grondslag kan worden gelegd aan het besluit van 9 augustus 2023. Daardoor moet voor nog 23 voertuigen een parkeerplaats worden gevonden, aangezien de ontwikkeling maximaal 10 parkeerplaatsen in de openbare ruimte mag gebruiken.
Daarnaast betogen zij dat onduidelijk is welke fietsparkeernormen het college heeft toegepast en dat 34 fietsparkeerplaatsen nodig zijn in plaats van 21.
Volgens hen voldoet het plan daarom niet aan de "Nota Parkeernormen (2019)" en het "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing 2021".
17.3.  Voor zover deze gronden zien op het aansluiten bij de parkeernorm voor een indoorspeeltuin is deze grond ook tegen het oorspronkelijke besluit aangevoerd. Daarom verwijst de Afdeling naar het oordeel dat daarover is gegeven onder 10.2.
Uit de brief van City Gaming B.V. aan het college van 21 februari 2022 blijkt dat de vergunningaanvraag is gewijzigd en dat het bvo van Mysteria verandert van 1.489,80 m2 in 1.468,9 m2. Dat is ook de oppervlakte die is vergund met het besluit van 9 augustus 2023. Zoals onder 10.4 is overwogen moet weliswaar ook een deel van de gemeenschappelijke technische ruimtes en vluchtroutes bij het bvo van Mysteria worden geteld, maar het aandeel dat eventueel zou kunnen worden toegerekend aan Mysteria is zo gering dat het totale bvo van Mysteria niet boven de 1.500 m2 uitkomt. Het college heeft daarmee mogen aansluiten bij de norm voor een indoorspeeltuin met een bvo van minder dan 1.500 m2.
17.4.  Voor zover [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] betogen dat het parkeeradvies van Van Rooij van juni 2023 met de daaraan ten grondslag liggende parkeerdrukmeting van april 2023 van onjuiste uitgangspunten uitgaat, overweegt de Afdeling als volgt. Het parkeeronderzoek van Exante van 20 december 2023, waar zij zich op beroepen, gaat ten onrechte uit van de parkeernorm voor een indoorspeeltuin van meer dan 1.500 m2 bvo. Het komt daardoor ten onrechte uit op een parkeerbehoefte van 43,5 autoparkeerplaatsen en 33,8 fietsparkeerplaatsen door de ontwikkeling. Verder hebben [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] op de zitting ook anderszins niet kunnen onderbouwen dat er gebreken aan de parkeerdrukmeting van april 2023 kleven. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het college dit onderzoek niet ten grondslag heeft mogen leggen aan het besluit van 9 augustus 2023.
17.5.  Voor zover volgens [partij A] en [partij B] en [partij C] onduidelijk is welke fietsparkeernormen het college heeft toegepast, overweegt de Afdeling dat uit de "Rekentool parkeernormen" blijkt dat het college - ook voor het fietsparkeren - de "Actualisatie Nota Parkeernormen 2019" heeft toegepast en heeft aangesloten bij de norm voor een indoorspeeltuin van minder dan 1.500 m2.
17.6.  Volgens de motivering van het besluit van 9 augustus 2023 en het parkeeradvies van Van Rooij van juni 2023 met de daaraan ten grondslag liggende parkeerdrukmeting van april 2023 kan ten behoeve van de feitelijke wijziging van de gebruiksfunctie waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, in voldoende parkeerplaatsen worden voorzien. Daarbij zijn op grond van de berekening die is gebaseerd op de ten tijde van dit besluit geldende nota parkeernormen, de "Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)", minder parkeerplaatsen vereist dan onder de Nota Parkeernormen 2016, namelijk 14 in plaats van 18. Van de 14 parkeerplaatsen worden 11 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en is er voor drie parkeerplaatsen voldoende parkeerruimte beschikbaar in de openbare ruimte. Wat [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] hebben betoogd, leidt niet tot het oordeel dat deze bevindingen onjuist zijn. Het college heeft zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat voor een onaanvaardbare parkeerhinder redelijkerwijs niet hoeft te worden gevreesd.
Het betoog slaagt niet.
Overlast
18.     [partij A] en [partij B] en [partij C] vrezen voor overlast door bezoekers van Mysteria. Bezoekers van zo’n recreatiecentrum zijn volgens hen in de regel uitgelaten en produceren veel geluid. Ook voorziet het besluit volgens [partij A] en [partij B] en [partij C] onvoldoende in maatregelen om geluidoverlast voor de omgeving te beperken. [partij A] en [partij B] en [partij C] vrezen ook voor verkeersproblemen door de komst van Mysteria. De toenemende verkeersdrukte kan de wijk volgens hen niet aan. Ook had volgens [partij A] en [partij B] en [partij C] het college een vergelijking moeten maken tussen het geluid van bezoekers aan de kerk en aan Mysteria. Volgens hen is onvoldoende beoordeeld of de extra gevolgen vanwege bezoekers aan Mysteria kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
18.1.  Voor zover deze grond van [partij A] en [partij B] en [partij C] ziet op de vergelijking die het college had moeten maken tussen het geluid van bezoekers aan de kerk en aan Mysteria, is deze grond een herhaling van wat tegen het oorspronkelijke besluit is aangevoerd en daarom verwijst de Afdeling naar het oordeel dat is gegeven onder 7.1.
18.2.  Mysteria past binnen de bestemming "Maatschappelijk". Daarom kunnen de effecten van dit gebruik buiten beschouwing worden gelaten bij verlening van een omgevingsvergunning. De mogelijke geluidseffecten die samenhangen met het gebruik van de bestemming "Maatschappelijk" zijn namelijk al bij vaststelling van het bestemmingsplan "Strijp- Gestel - en Stratum binnen de Ring en Bloemenbuurt-Zuid 2020" aanvaardbaar geacht.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
19.     De hoger beroepen van het college en de Parochie zijn gegrond. Het hoger beroep van [appellant sub 1A] en anderen is ongegrond. Het beroep van [partij D] en [partij E] tegen het besluit van 9 augustus 2023 is niet-ontvankelijk. De beroepen van [appellant sub 1A] en anderen, [partij A] en [partij B] en [partij C] tegen het besluit van 9 augustus 2023 zijn ongegrond.
De Afdeling zal daarom de tussenuitspraak vernietigen voor zover de rechtbank in de "Beslissing" in samenhang met overweging 14.3, tweede, derde en vierde streepje, de opdracht heeft gegeven om het gebrek bestaande uit strijd met artikel 5.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" en artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo te herstellen. De Afdeling vernietigt ook de einduitspraak, voor zover de rechtbank daarbij de beroepen gegrond heeft verklaard, het besluit van 1 juli 2020 heeft vernietigd en het college opdracht heeft gegeven om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag ten behoeve van Mysteria, wat betreft het door de rechtbank in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek bestaande uit strijd met artikel 5.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" en artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
20.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de hoger beroepen van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven en Parochie St. Joris gegrond;
II.       verklaart het hoger beroep van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C], [appellant sub 1D] en [appellant sub 1E], [appellant sub 1G] en [appellante sub 1H], ongegrond;
III.      vernietigt de tussenuitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2021 in zaak nrs. SHE 20/2187, SHE 20/2188, SHE 20/2255, SHE 20/2256, SHE 20/2257, SHE 20/2258 en SHE 20/2259, voor zover daarin in de Beslissing in samenhang met overweging 14.3, tweede, derde en vierde streepje, de opdracht is gegeven om het gebrek bestaande uit strijd met artikel 5.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" en artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo te herstellen;
IV.      bevestigt die tussenuitspraak voor het overige;
V.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 augustus 2021 in zaak nrs. SHE 20/2187, SHE 20/2188, SHE 20/2255, SHE 20/2256, SHE 20/2257, SHE 20/2258 en SHE 20/2259, voor zover daarin de beroepen van [partij A], [partij B] en [partij C], [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C], [appellant sub 1D] en [appellant sub 1E] en [appellant sub 1G] en [appellante sub 1H] gegrond zijn verklaard, het besluit van 1 juli 2020 is vernietigd en het college is opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag ten behoeve van Mysteria, wat betreft het door de rechtbank in de tussenuitspraak van 20 mei 2021 in zaak nrs. SHE 20/2187, SHE 20/2188, SHE 20/2255, SHE 20/2256, SHE 20/2257, SHE 20/2258 en SHE 20/2259, geconstateerde gebrek bestaande uit strijd met artikel 5.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" en artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo;
VI.      bevestigt die uitspraak voor het overige;
VII.     verklaart het beroep van [partij D] en [partij E] tegen het besluit van 9 augustus 2023 niet-ontvankelijk;
VIII.    verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C], [appellant sub 1D] en [appellant sub 1E], [appellant sub 1G] en [appellante sub 1H], [partij A] en [partij B] en [partij C], tegen het besluit van 9 augustus 2023 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Besselink
voorzitter
w.g. Kuipers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024
271-1044
BIJLAGE
Artikel 6:19 Awb
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
(…)
Artikel 6:24 Awb
Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Artikel 2.1 Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
Artikel 3.1.2 Bro
(…)
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten:
a. waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels;
(…)
Artikel 6:37 Bouwbesluit 2012
(…)
1. Tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een bouwwerk voor het verblijven van personen ligt een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
(…)
- indien de toegang tot het bouwwerk op ten hoogste 10 meter van een openbare weg ligt, of
(…)
3. Tenzij het bestemmingsplan of een gemeentelijke verordening anderszins bepaalt heeft een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid:
a. een breedte van ten minste 4,5 meter;
b. een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram;
c. een vrijgehouden hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 meter, en
d. een doeltreffende afwatering.
(…)
Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing van de gemeente Eindhoven
Artikel 1.8 Wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen
het feitelijk wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen, waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo.
Artikel 4.1 Parkeereis
a. Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de Nota Parkeernormen 2016.
(…)
Artikel 5.1 Verbod
Het is verboden om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte.
Artikel 5.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 indien:
a. voldaan wordt aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen conform de Nota Parkeernormen 2016;
b. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
c. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.
Bestemmingsplan Gestel binnen de Ring 2007 van de gemeente Eindhoven
Artikel 1.34 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
Artikel 10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
b. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenende bedrijven voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
(…)
Bestemmingsplan Strijp- Gestel- en Stratum binnen de Ring en Bloemenbuurt-Zuid 2020 van de gemeente Eindhoven
Artikel 1.66 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
Artikel 14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de Hoogstraat 231 (kadastraal bekend gemeente Gestel, sectie C, nummer 5116) beschermd en verzorgd wonen niet is toegestaan;
(…)
met daarbij behorende:
g. horecavoorzieningen, detailhandel, dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
(…)
Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerbewoning en woningsplitsing 2021 van de gemeente Eindhoven
Artikel 5.1
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling "Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)" van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven zoals vastgesteld op 24 september 2019 en opgenomen in Bijlage 1 bij de planregels.
Artikel 5.2
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.