ECLI:NL:RVS:2024:2674
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 4 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 maart 2024. De rechtbank had op 4 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Rasul, heeft hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 4 juli 2024 oordeelt de Raad van State dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de minister bij de inbewaringstelling van de vreemdeling mocht uitgaan van zijn meerderjarigheid. Dit oordeel is gebaseerd op een eerder besluit in de asielprocedure, waarin is vastgesteld dat de vreemdeling meerderjarig is. De rechtbank heeft ook terecht overwogen dat de vreemdeling geen authentieke identificerende documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde geboortedatum.
De Raad van State concludeert dat er geen reden is om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.