ECLI:NL:RVS:2024:2672
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 2 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had op 5 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 10 mei 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de staatssecretaris afgewogen. Hij concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd, noch dat Nederland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag van de vreemdeling. Gezien de belangen van beide partijen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.