ECLI:NL:RVS:2024:2655
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 28 juni 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 15 augustus 2023 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, maar deze werd afgewezen. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, dat op 1 december 2023 ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 13 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.P. Cats, heeft hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.