ECLI:NL:RVS:2024:2618

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
202205092/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing Wob-verzoek door de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 augustus 2022, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn Wob-verzoek door de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten ongegrond werd verklaard. Het verzoek van [appellant] om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) betreft de "gestelde uitbreiding 'bevoegdheid' Dekens op tuchtklacht". De algemene raad heeft het verzoek afgewezen, omdat de gevraagde informatie volgens hen geen bestuurlijke aangelegenheid van de algemene raad betreft, maar eerder een kwestie is die de deken aangaat.

De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat de deken en de algemene raad twee verschillende bestuursorganen zijn, elk met eigen bevoegdheden. De rechtbank oordeelde dat de informatie waar [appellant] naar vroeg al openbaar beschikbaar was in parlementaire documenten en dat de algemene raad geen betrokkenheid heeft bij de behandeling van tuchtrechtelijke klachten. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van de deken en de algemene raad binnen de Nederlandse Orde van Advocaten. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de algemene raad geen proceskosten hoeft te vergoeden, wat een belangrijk aspect is van deze uitspraak.

Uitspraak

202205092/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 10 augustus 2022 in zaak nr. 21/1536 in het geding tussen:
[appellant]
en
de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2021 heeft de algemene raad een verzoek van [appellant] om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 24 juni 2021 heeft de algemene raad het door [appellant] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De algemene raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is een onderzoek op een zitting achterwege gelaten, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Het verzoek van [appellant]
1.       [appellant] heeft de algemene raad op 28 januari 2021 op grond van de Wob om informatie verzocht over de "gestelde uitbreiding "bevoegdheid" Dekens op tuchtklacht". De algemene raad heeft [appellant] diezelfde dag verzocht zijn verzoek te specificeren. [appellant] heeft in reactie hierop, ook op diezelfde dag, de volgende toelichting gegeven:
"Resteert de vraag naar "bevoegdheid = document(en)" in verzoek Wet openbaarheid van bestuur; uitsluitend mondeling en telefonisch -niét schriftelijk- heeft de Deken Oost-Brabant hiertoe "in overleg met tuchtrechter" gesteld, laatstelijk (26 januari 2021) onder aankondiging vordering zijnerzijds "veroordeling in proceskosten".
Daarmee: openbaarmaking "document(en)", daar "in overleg tuchtrechter" schriftelijk vastgelegd moet zijn."
Op 29 januari 2021 heeft [appellant] deze toelichting als volgt aangevuld:
"De bij  uw ontvangstbevestiging opgeworpen vraag tot precisering, doet bij nader inzien tevens "tuchtrecht" nadrukkelijk als een "bestuurlijke kwestie" des Nederlandse Orde van Advocaten/Algemene Raad aanvoeren.
Achtergrond WOB-verzoek: buiten Nederland worden klachten over de "kwaliteit" presteren enige advocaat in het desbetreffende nationale "tuchtrecht" veelal afgedaan zonder de reeds klager -niet deskundig/zonder ervaring-daarop te belasten met ook nog zelf moeten voeren van de tuchtrechtprocedure, als "procespartij".
WOB-verzoek: met contrair "Dekenstandpunten" waarin juist "kwaliteit" van het presteren beklaagde al dan niet "blind" verdedigd, waarop de beklaagde zichzelf beroept ter afwenteling civiel-rechtelijke schadeclaim, wordt een klager ter doorbreking van "Dekenstandpunten" vrijwel gedwingen zelf tuchtprocedure te voeren.
Voorzover aldus al "toelaatbaar": als "klager" zittingen tuchtrechter (moeten) bijwonen ondanks "Corona"?
De tuchtrechtspraak, vormt blijkens o.a. uitgesproken kosten-veroordelingen, thans een bestuurlijke kwestie "exclusief" des Nederlandse Orde van Advocaten/Algemene Raad, binnen welk kader het WOB-verzoek past."
De besluitvorming van de algemene raad
2.       De algemene raad heeft in zijn besluit van 25 februari 2021 te kennen gegeven dat hij begrijpt dat [appellant] informatie en uitleg wenst over de bevoegdheden van de deken inzake een tuchtklacht. Volgens de algemene raad heeft de informatie waar [appellant] om vraagt geen betrekking op een bestuurlijke aangelegenheid van de algemene raad. Uit artikel 17a, eerste en tweede lid, van de Advocatenwet blijkt dat de deken en de algemene raad twee verschillende bestuursorganen zijn. De deken en de algemene raad hebben ieder een eigen publieke taak met eigen bevoegdheden. Voor zover [appellant] op zoek is naar informatie die inzicht geeft op welke wijze een deken zijn bevoegdheid bij een tuchtklacht uitoefent betreft dit dan ook een bestuurlijke aangelegenheid van de deken zelf. De deken is de toezichthouder en houdt toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet. Voor zover [appellant] op zoek is naar informatie over de totstandkoming van de bevoegdheden van de deken in de Advocatenwet is deze informatie al openbaar en terug te vinden in parlementaire documenten. Het is namelijk niet de algemene raad maar de formele wetgever die de bevoegdheden van de deken heeft vastgesteld, aldus de algemene raad.
3.       In zijn besluit van 24 juni 2021 heeft de raad zijn standpunt verder toegelicht en het door [appellant] tegen het besluit van 25 februari 2021 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft overwogen dat zij uit de stukken van [appellant] opmaakt dat hij op zoek is naar documenten waaruit de bevoegdheid van dekens zou blijken tot het afdoen van tuchtklachten. De rechtbank is [appellant] niet gevolgd in zijn betoog dat dit een bestuurlijke aangelegenheid is. Zoals de algemene raad heeft toegelicht, blijkt uit artikel 17a, eerste en tweede lid, van de Advocatenwet dat de algemene raad en de deken twee verschillende bestuursorganen zijn. Uit artikel 46c, eerste lid, van de Advocatenwet volgt bovendien dat klachten tegen advocaten schriftelijk worden ingediend bij de deken van de orde waartoe zij behoren. Nergens blijkt uit dat de algemene raad enige betrokkenheid of bevoegdheid heeft bij het behandelen van tuchtrechtelijke klachten.
5.       De rechtbank heeft verder overwogen dat uit de Leidraad dekanale klachtbehandeling (hierna: de Leidraad), onder 2.2, volgt dat "de deken altijd een onderzoek zal moeten doen (dit schrijft de wet voor) ook al verzoekt u uw klacht meteen door te sturen naar de raad van discipline". Dit is ook vastgelegd in artikel 46c, derde lid, van de Advocatenwet. Daarin staat dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Uit zowel de artikelen 46c, 46d en 46e van de Advocatenwet als ook uit de Leidraad volgt verder dat de klacht kan worden doorgestuurd naar de raad van discipline nadat de deken zijn onderzoek heeft afgerond. Dat betekent dat de deken de tuchtklachten niet "afdoet", zoals [appellant] stelt. De deken doet enkel onderzoek. Na dat onderzoek door de deken kan de klacht worden doorgestuurd naar de raad van discipline. De klager moet daarvoor dan wel eerst griffierecht betalen. Al deze informatie is openbaar en te vinden in de Advocatenwet en de Leidraad, zoals de algemene raad [appellant] al heeft laten weten. Het beroep van [appellant] slaagt dan ook niet, aldus de rechtbank.
Het oordeel van de Afdeling
6.       Wat [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is daar gemotiveerd op ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de daarin onder 12 en 13 opgenomen overwegingen, die hierboven, onder 4 en 5 zijn weergegeven, waarop dat oordeel is gebaseerd.
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
8.       De algemene raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024
735