ECLI:NL:RVS:2024:2608

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
202204766/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing wijziging politiegegevens

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 18 juli 2022 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [appellant] had op 7 december 2021 een verzoek ingediend bij de korpschef van politie om wijziging van twee politiegegevensregistraties, PL0900-2016283180 en PL0900-2015045349. De korpschef weigerde dit verzoek op basis van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet politiegegevens, omdat hij de registraties niet onjuist achtte. De korpschef stelde dat de registratie PL0900-2015045349 de indruk van een politiemedewerker van een telefoongesprek verwoordde en dat er geen reden was om te vermelden dat [appellant] door zijn ex-partner was mishandeld. Ook de registratie PL0900-2016283180 werd niet gewijzigd, omdat het feit dat [appellant] het niet eens was met de afspraken tussen de politie en het OM geen reden was voor wijziging.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de korpschef de registraties niet hoefde te wijzigen. Hij voerde aan dat de registratie PL0900-2015045349 onjuist was, omdat daarin stond dat diefstal en vernieling geen strafbare feiten zijn. Ook stelde hij dat de registratie PL0900-2016283180 onjuist was, omdat de politie verplicht is om aangiftes van strafbare feiten te onderzoeken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 december 2023 en heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de korpschef de registraties niet hoefde te wijzigen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een dwangsom af. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202204766/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 18 juli 2022 in zaak nr. 22/114 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 december 2021 heeft de korpschef een verzoek van [appellant] om wijziging van politiegegevens afgewezen.
Bij uitspraak van 18 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De korpschef heeft de Afdeling verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ten aanzien van de op de zaak betrekking hebbende politiemutaties.
Bij beslissing van 1 december 2023 heeft de geheimhoudingskamer van de Afdeling het verzoek toegewezen.
[appellant] heeft tijdens de zitting van de Afdeling toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2023, waar [appellant] en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. T. Gillhaus en mr. P.G.M. van der Voorn, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft de korpschef op 7 december 2021 verzocht om de registraties PL0900-2016283180 en PL0900-2015045349 te wijzigen. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar artikel 27, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg). De korpschef is niet tot wijziging van registratie PL0900-2015045349 overgegaan, omdat hij de registratie niet onjuist acht. Volgens de korpschef heeft een politiemedewerker haar indruk van een telefoongesprek in de registratie verwoord. Ook heeft de korpschef geen reden gezien om in de registratie op te nemen dat [appellant] door zijn ex-partner is mishandeld, omdat uit niets blijkt dat er toen over mishandeling is gesproken. De korpschef is ook niet tot wijziging van registratie PL0900-2016283180 overgegaan, omdat het feit dat [appellant] het niet eens is met de toenmalige afspraak tussen de politie en het OM geen reden is om de registratie te wijzigen. Daarnaast stelt de korpschef zich op het standpunt dat de namen van de politiemedewerkers op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpg terecht onleesbaar zijn gemaakt ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden.
Hoger beroep
2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef wijziging van de registraties heeft mogen weigeren. Hij voert daartoe aan dat de registratie met nummer PL0900-2015045349 aantoonbaar onjuist is, omdat de verbalisant daarin stelt dat diefstal en vernieling geen strafbare feiten zijn. [appellant] voert verder aan dat hetgeen in PL0900-2016283180 is beschreven onjuist is en moet worden verbeterd. In deze registratie staat beschreven dat de politie zijn aangifte niet verder zal onderzoeken. Volgens [appellant] is dit onjuist, omdat de politie op grond van wet- en regelgeving verplicht is om een aangifte te onderzoeken als sprake is van een strafbaar feit.
[appellant] verzoekt de Afdeling om de korpschef een dwangsom op te leggen bij het niet wijzigen van de registraties.
Ook verzoekt [appellant] de Afdeling om de korpschef te verplichten om de schriftelijke afspraken die de politie met het OM heeft gemaakt te overleggen.
Tot slot verzoekt hij de Afdeling om een dwangsom op te leggen indien de korpschef weigert de schriftelijke afspraken met het OM te overleggen.
Beoordeling
2.1.    In hoger beroep is alleen de vraag aan de orde of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de korpschef de registraties met nummers PL0900-2015045349 en PL0900-2016283180 niet hoefde te wijzigen. Het verzoek van [appellant] om de korpschef te verplichten om de schriftelijke afspraken die de politie met het OM heeft gemaakt te overleggen, valt daarom buiten de omvang van deze procedure.
2.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 18 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:807), is het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet bedoeld om indrukken, meningen en conclusies waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover verzoeken betrekking hebben op feitelijke gegevens, is het aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat deze gegevens onjuist zijn.
2.3.    Gelet op de bewoordingen is de Afdeling van oordeel dat er in de registratie PL0900-2015045349 alleen professionele indrukken, meningen of conclusies zijn opgenomen. Uit de registratie volgt dat de politieambtenaar die een telefoongesprek met [appellant] heeft gevoerd, een indruk heeft van de feiten waarvan [appellant] aangifte wenste te doen en die in de registratie heeft opgenomen. Voor zover in dit verslag feitelijke gegevens staan, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat deze onjuist zijn. [appellant] vindt dat de politieambtenaar een onjuiste indruk heeft en heeft uitgebreid uiteengezet waarom hij dat vindt. Dat neemt niet weg dat de politieambtenaar die indruk had en deze in de registratie heeft opgenomen. De rechtbank heeft dan ook gezien het onder 2.2. weergegeven toetsingskader terecht geoordeeld dat de korpschef de gegevens niet hoefde te wijzigen.
2.4.    Wat betreft de registratie met nummer PL0900-2016283180 geldt dat hetgeen [appellant] wil laten wijzigen, gaat over de vraag of de afspraak tussen politie en OM onrechtmatig is. Het betreft een afspraak tussen het OM en de politie over de wijze van behandeling van aangiftes van [appellant]. Het rectificatierecht van artikel 28, eerste lid, van de Wpg strekt niet zover dat [appellant] daarmee een afspraak, die is gemaakt tussen het OM en de politie, waar hij zich niet mee kan verenigen, kan laten wijzigen. Dat in de registratie naar de voornoemde afspraak wordt verwezen, betekent namelijk niet dat de registratie feitelijk onjuist is. Indien [appellant] van oordeel is dat die afspraak onrechtmatig jegens hem is, staat voor hem de weg naar de civiele rechter open. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Het verzoek om een dwangsom, bij het niet wijzigen van de registraties, wordt daarom afgewezen. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024
85-1072