ECLI:NL:RVS:2024:2546
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende afgifte document rechtmatig verblijf
Op 24 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 april 2024 het beroep van een vreemdeling gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De staatssecretaris had deze aanvraag eerder op 17 november 2022 afgewezen.
In zijn verzoek om voorlopige voorziening stelde de staatssecretaris dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de staatssecretaris inderdaad geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van een hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 24 juni 2024, en is vastgesteld door mr. C.J. Borman, met mr. S. Duyster als griffier.