ECLI:NL:RVS:2024:2544
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 24 juli 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 8 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat er geen aanleiding was om de aanvraag alsnog te behandelen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om verdaging van de zitting had afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank in dit geval terecht heeft besloten om het verzoek om verdaging af te wijzen. De rechtbank had rekening moeten houden met verschillende belangen, waaronder die van alle betrokken partijen en het belang van een goede rechtspleging.
De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, zijn niet van zodanige aard dat zij vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.