ECLI:NL:RVS:2024:250

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
202305885/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing tentamenresultaat aan appellant zonder naam en studentnummer

In deze zaak heeft de examencommissie van de Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica van de Technische Universiteit Delft op 19 mei 2022 een tentamenformulier zonder naam en studentnummer toegeschreven aan de appellant, waardoor hij voor het vak Control System Design (EE4C04) het eindcijfer 4 heeft behaald. De appellant heeft in maart 2022 contact opgenomen met de vakdocent omdat hij nog geen resultaat had ontvangen. Bij onderzoek is geen tentamen met zijn naam en collegekaartnummer aangetroffen, maar wel een antwoordblad zonder identificatie. Het College van Beroep voor de Examens (CBE) heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroep bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 4 december 2023 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij het niet eens was met de toewijzing van het cijfer 4 aan het antwoordblad zonder naam. Hij stelde dat het antwoordblad niet aan hem kon worden gekoppeld, aangezien de docent aanvankelijk ook twijfels had over de toewijzing. Het CBE heeft echter betoogd dat, ondanks de aanvankelijke twijfels, de studentassistent had verklaard dat het antwoordblad kort na inlevering geen naam of collegekaartnummer droeg en dat er geen andere studenten waren die het formulier claimden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het CBE zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het tentamenblad aan de appellant moet worden toegeschreven. De motivering van het CBE was voldoende om het besluit te dragen, en er waren geen gronden voor vernietiging van het besluit. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305885/1/A2.
Datum uitspraak: 24 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 19 mei 2022 heeft de examencommissie van de Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) van de Technische Universiteit Delft (hierna: de examencommissie) een zonder naam en studentnummer aangetroffen tentamenformulier van het tentamen Control System Design (EE4C04) dat plaatsvond op 21 januari 2022 toegeschreven aan [appellant], waardoor hij voor dit vak het eindcijfer 4 heeft behaald.
Bij beslissing van 2 augustus 2023 heeft het CBE het door [appellant] daartegen gemaakte administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
Het CBE heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2023, waar [appellant] en het CBE, vertegenwoordigd door dr. Z. Alars, bijgestaan door mr. S.M.M. Meijer, advocaat te Bleiswijk, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft op 21 januari 2022 deelgenomen aan het tentamen in het vak Control System Design (EE4C04). In maart 2022 heeft hij contact opgenomen met de vakdocent, omdat hij nog geen resultaat had ontvangen. Bij onderzoek is geen tentamen met naam en collegekaartnummer van [appellant] aangetroffen maar wel één antwoordblad zonder naam en collegekaartnummer. Het CBE stelt zich op het standpunt dat dit antwoordblad aan [appellant] moet toebehoren en heeft hem na beoordeling van de op het blad vermelde antwoorden het cijfer 4 toegekend.
Beroep
2.       [appellant] is het niet eens met het door het CBE in standgelaten besluit hem het cijfer 4 toe te kennen. Hij heeft deelgenomen aan het tentamen en zijn antwoordenblad ingeleverd bij de studentassistent. Het is hem niet duidelijk waarom het gevonden antwoordblad zonder naam en collegekaartnummer aan hem is gekoppeld, en in eerste instantie heeft de docent ook aangegeven dat het antwoordblad niet aan hem was te koppelen. De examencommissie was ook al akkoord met het aanbieden van een individuele tentamenpoging. [appellant] begrijpt niet waarom het CBE vervolgens toch tot de conclusie komt dat het antwoordblad zonder naam en collegekaartnummer van hem moet zijn en waarom hem een cijfer is toegekend.
3.       Het CBE heeft aangevoerd dat aanvankelijk twijfel bestond of het antwoordformulier aan [appellant] kon worden toegeschreven. Nadat de studentassistent die surveilleerde bij het tentamen had verklaard dat zij kort nadat [appellant] het antwoordblad had ingeleverd heeft geconstateerd dat hierop geen naam en collegekaartnummer waren vermeld en dat zij hem tevergeefs achterna is gegaan, is verweerder alsnog tot de conclusie gekomen dat het antwoordblad aan hem moet worden toegeschreven. Verweerder heeft er daarbij verder op gewezen dat niet in geschil is dat [appellant] aan het tentamen heeft deelgenomen en dat hij zijn collegekaart heeft gescand. Aan elke kandidaat wordt slechts één antwoordformulier uitgereikt en niet in geschil is dat [appellant] zijn antwoordformulier heeft ingeleverd, dat er slechts één formulier zonder naam en collegekaartnummer is aangetroffen en dat alleen voor [appellant] geen cijfer is vastgesteld. [appellant] heeft als enige gemeld dat hij geen cijfer had ontvangen en het antwoordformulier zonder naam of collegekaartnummer is niet ook door een andere student geclaimd.
Oordeel Afdeling
4.       Gelet op de door verweerder bij de besluitvorming en in verweer in aanmerking genomen omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat het CBE zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het tentamenblad waarop naam en collegekaartnummer ontbreken aan [appellant] moet worden toegeschreven. Dat dit aan een andere student zou kunnen worden toegeschreven is mede gelet op de door de surveillerende studentassistent afgelegde verklaring niet aannemelijk. Uit het dossier blijkt inderdaad dat, zoals [appellant] stelt, het CBE in eerste instantie twijfelde of het tentamen aan hem kon worden toegeschreven. Het CBE is echter na een nader onderzoek dat nieuwe gegevens opleverde gemotiveerd van dit standpunt teruggekomen. Nu die motivering het besluit kan dragen is in de door [appellant] gestelde gang van zaken rond de besluitvorming geen grond gelegen voor vernietiging daarvan.
Het betoog faalt.
Slotsom
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024
1014