ECLI:NL:RVS:2024:2489

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
202305189/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing rijbewijs en onderzoek drugsgebruik door Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Op 17 juni 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2023. Het hoger beroep betreft de schorsing van het rijbewijs van [appellant] door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en de oplegging van een onderzoek naar zijn drugsgebruik. Het CBR had op 27 september 2022 besloten om het rijbewijs van [appellant] te schorsen, na een proces-verbaal van de politie waarin een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig werd gesignaleerd. Het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit werd op 15 november 2022 ongegrond verklaard door het CBR. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 30 juni 2023, waarop [appellant] in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 17 juni 2024, waar Staatsraad mr. W. den Ouden de zaak behandelde, werd de zaak besproken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het CBR terecht het rijbewijs van [appellant] had geschorst en het onderzoek naar zijn drugsgebruik had opgelegd. De Afdeling was van mening dat het vermoeden van ongeschiktheid, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de politie, voldoende was voor het opleggen van deze maatregel. Bovendien werd er geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal, ondanks de vrijspraak van [appellant] door de politierechter, die niet gemotiveerd was. De Afdeling concludeerde dat het CBR het proces-verbaal terecht aan zijn besluit had ten grondslag gelegd. Tevens werd op de zitting besproken dat [appellant] de mogelijkheid heeft om opnieuw een rijbewijs aan te vragen.

Uitspraak

202305189/1/A2.
Datum uitspraak: 17 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2023 in zaak nr. 22/5814 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Openbare zitting gehouden op 17 juni 2024 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: mr. R.J.R. Hazen
Verschenen:
[appellant];
het CBR, vertegenwoordigd door mr. I.S.B. Metaal;
====================================
Bij besluit van 27 september 2022 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] geschorst en aan hem een onderzoek opgelegd naar zijn drugsgebruik.
Bij besluit van 15 november 2022 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 30 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden
•        De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het CBR terecht het rijbewijs van [appellant] heeft geschorst en aan hem een onderzoek naar zijn drugsgebruik heeft opgelegd, omdat uit het proces-verbaal van de politie een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig kan worden afgeleid. Voor het opleggen van een dergelijke maatregel is een vermoeden van ongeschiktheid in beginsel voldoende.
•        De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal van de politie. Het vonnis van de politierechter, waarbij [appellant] is vrijgesproken, is niet gemotiveerd. Daarom valt daaruit niet af te leiden dat het proces-verbaal van de politie zodanige onjuistheden bevat, dat het CBR dat proces-verbaal niet aan het besluit tot oplegging van het onderzoek naar het drugsgebruik ten grondslag heeft mogen leggen.
•        Op de zitting is besproken dat [appellant] opnieuw een rijbewijs kan aanvragen.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
452-1081