202306361/1/A2.
Datum uitspraak: 24 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van Saxion Hogeschool (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 10 juli 2023 heeft de examencommissie van Saxion Hogeschool het verzoek van [appellante] om in aanmerking te komen voor een derde toetskans voor twee opdrachten -het individuele Personal Development Plan (hierna: PDP) en de individuele Justification of research approach (hierna: Jora)- van het Smart Solutions Semester afgewezen.
Bij beslissing van 4 oktober 2023 heeft het CBE het door [appellante] daartegen gemaakte administratieve beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 december 2023, waar [appellante], bijgestaan door C.J.A. van Vliet, rechtsbijstandverlener te Markelo, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. F.W. Beckmann en [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 19 juni 2023 heeft [appellante] verzocht om een extra herkansing voor de vakken PDP en Jora. Zonder deze herkansing zou zij het hele Smart Solutions Semester over moeten doen, wat zou leiden tot een studievertraging van een half jaar. Door het niet halen van PDP en Jora mist zij nog slechts 3 van de 25 studiepunten die met het Smart Solution Semester behaald kunnen worden. Bij beslissing van 10 juli 2023 heeft de examencommissie het verzoek afgewezen omdat het resultaat voor de herkansing op 20 september 2022 bekend is gemaakt en het verzoek om een extra herkansing niet, zoals vereist, binnen een week daarna is ingediend. Het CBE heeft het hier tegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard omdat de termijn voor indiening van een verzoek om een extra toetskans is overschreden en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. [appellante] had volgens het CBE op de hoogte kunnen zijn van de termijn voor het verzoeken om een extra herkansing, nu die is vermeld in het document ‘Resit procedure 3S’ (hierna: de resitprocedure) die is opgenomen in de Blackboard omgeving waartoe zij toegang had en is te vinden in de uitwerking van artikel 23 van de Education and Examination Regulations of the higher professional education, Bachelor degree programme of Saxion University of Applied Sciences 2021-2022 (hierna: EER). Dat die termijn niet ook is vermeld in de bekendmaking van het resultaat van de herkansing maakt dat volgens het CBE niet anders.
Beroep
2. Namens [appellante] is in de eerste plaats aangevoerd dat het CBE in strijd met artikel 7:61, derde lid, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) niet is nagegaan of een minnelijke schikking is beproefd en dat de examencommissie dat evenmin heeft gedaan. Verder heeft het CBE in strijd met de goede procesorde toegestaan dat de examencommissie, nadat hij geen verweerschrift had ingediend, op de zitting een pleitnota van zes pagina’s met tien pagina’s bijlagen heeft overlegd. De in de resitprocedure opgenomen termijn voor het vragen van een extra herkansing vindt geen grondslag in de WHW. In artikel 13, derde lid, van de daarop gebaseerde Onderwijs- en Examenregeling (hierna: OER) is slechts bepaald dat de examencommissie in bijzondere gevallen kan vaststellen dat een student in een bepaald studiejaar een extra en/of vervroegde gelegenheid krijgt om een toets af te leggen. Het voorbehoud dat het verzoek om die extra gelegenheid alleen met inachtneming van een bepaalde termijn kan worden ingediend volgt daaruit niet, en dit volgt ook niet uit andere bepalingen in de OER. [appellante] betoogt verder dat het CBE de resitprocedure en de daarin opgenomen indieningstermijn buiten toepassing had moeten laten op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Door het niet halen van de twee eerdergenoemde vakken komt zij slechts 3 van de 30 punten tekort. Als gevolg van de bestreden beslissing moet zij het gehele semester overdoen, wat voor haar een onevenredige uitkomst is voor wat betreft studiebelasting en kosten. Ten slotte is namens [appellante] aangevoerd dat het CBE haar argument dat zij eerst de uitslag van een andere toetskans moest afwachten voordat zij haar verzoek om een extra toetskans kon indienen, ten onrechte onbesproken heeft gelaten. Ter toelichting hierop heeft zij aangevoerd dat de extra toetskans alleen wordt toegekend als de student slechts een deel van de studiepunten mist.
Standpunt verweerder
3. Het CBE erkent dat een poging tot een minnelijke schikking ten onrechte achterwege is gelaten maar stelt zich op het standpunt dat dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb moet worden gepasseerd. Nu de beslissing louter is gebaseerd op een termijnoverschrijding is [appellante] niet in haar belangen geschaad door het achterwege laten van een schikkingspoging. Verder wijst het CBE erop dat bij de hoorzitting met instemming van [appellante] een leespauze heeft plaatsgevonden voor het lezen van de pleitnota van zes pagina’s. Daarin is de beslissing nader toegelicht maar geen nieuw standpunt ingenomen. De als bijlage bij de pleitnota overgelegde stukken zijn afkomstig uit een voor studenten toegankelijke bron. De resitprocedure is volgens het college een uitwerking van artikel 13, derde lid OER, terwijl de OER weer is gebaseerd op artikel 7, vierde lid, aanhef en onder 5 en 6 WHW. In het Smart Solutions Semester worden twee reguliere tentamenkansen voor de nog openstaande vakken geboden. De korte termijn voor het indienen van een verzoek om een extra herkansing hangt samen met de noodzaak om die herkansing zo kort mogelijk na het semester te laten plaatsvinden. Die noodzaak is het gevolg van het feit dat het semester bestaat uit samenhangende vakken waarvoor uiteindelijk één resultaat wordt behaald -en dus niet verschillende deelcijfers-, en dat binnen het semester projectmatig onderwijs wordt gegeven over wisselende onderwerpen waarbij ook docenten van buiten de hogeschool betrokken zijn. Ten slotte erkent het CBE dat niet is ingegaan op het argument van [appellante] dat zij eerst de uitslag van een andere toets moest afwachten voordat zij het verzoek om een extra toetskans kon indienen. Het CBE is daar niet op ingegaan omdat dit argument alleen een rol zou kunnen spelen als het Smart Solutions Semester het enige nog openstaande vak voor het afstuderen zou zijn. In dat geval zou de final opportunity ruling waarnaar [appellante] ten onrechte verwees, van toepassing zijn. Dit is volgens het CBE hier niet het geval.
Oordeel Afdeling
4. Uit artikel 7.61, derde lid, van de WHW volgt dat de examencommissie gehouden is om met de betrokkene na te gaan of er een minnelijke schikking mogelijk is. Het CBE zendt het beroepschrift daartoe naar de examencommissie. Het CBE heeft erkend dat in dit geval een poging tot minnelijke schikking achterwege is gelaten. De Afdeling stelt vast dat het college aldus niet heeft voldaan aan de verplichting die is neergelegd in artikel 7.61, derde lid, van de WHW. Het CBE heeft in dat verband verder aangevoerd dat een schikkingspoging in dit geval niet zinvol is omdat de afwijzende beslissing uitsluitend is gebaseerd op de te late indiening van het verzoek om een derde toetskans. Dat standpunt is naar het oordeel van de Afdeling gebaseerd op een te beperkte opvatting van hetgeen in een schikkingsgesprek aan de orde kan komen en wat daarmee kan worden bewerkstelligd. Het schikkingsgesprek kan immers ook worden gebruikt om bijvoorbeeld meer informatie te geven over het door het CBE ingenomen standpunt zodat daarvoor meer begrip ontstaat. Dat kan eventueel leiden tot intrekking van het administratief beroep. Desondanks ziet de Afdeling aanleiding dat gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren omdat aannemelijk is dat [appellante] door het hiervoor geconstateerde gebrek niet is benadeeld.
Het betoog faalt.
5. In het verslag van de hoorzitting van het CBE van 20 september 2023 is vermeld dat met instemming van de toenmalige gemachtigde van [appellante] de zitting is geschorst om een leespauze te geven voor het lezen van de pleitnota met aanvullend verweer. Er is geen grond om aan de weergave in het verslag te twijfelen. Gelet op de daaruit blijkende instemming met overlegging van de pleitnota maar ook gelet op de omvang daarvan slaagt het betoog van [appellante] dat het CBE daar in strijd met de goede procesorde kennis van heeft genomen niet. Dat de huidige gemachtigde die toestemming niet had gegeven doet daar niet aan af.
Het betoog faalt.
6. Ingevolge artikel 7, vierde lid, aanhef en onder 5 sub 6 van de OER is de examencommissie belast met het beslissen op verzoeken van studenten ten aanzien van een extra gelegenheid om in een bepaald studiejaar een toets af te leggen. Het kan hierbij gaan om een extra toetsgelegenheid en/of om een vervroegde toetsgelegenheid.
Ingevolge artikel 13, derde lid OER wordt ten minste twee maal per studiejaar een toetsgelegenheid opengesteld. In bijzondere gevallen kan de examencommissie vaststellen dat een student in een bepaald studiejaar een extra en/of vervroegde gelegenheid krijgt om een toets af te leggen.
In het document "Resit procedure Smart Solutions Semester, Version 0.3, January 2022", is onder andere het volgende geregeld:
"Extra attempt
In exceptional cases the Examination Board may grant a third attempt, for example based on personal circumstances.
Which steps should you take when requesting an extra attempt?
1. Submit a request (no later than 1 week after publication of the resit grade) to your own examination board. Explain clearly why you think you should be entitled to an extra attempt. Your study coach can support your request if need be.
2. If your request is rejected then you need to retake the Semester in a subsequent period."
6.1. Met het document "resit procedure Smart Solutions Semester" is de in artikel 13, derde lid van de OER aan de examencommissie toegekende beleidsruimte bij het bieden van een extra herkansing voor wat betreft het Smart Solutions Semester nader ingevuld. Daarbij is bepaald dat een verzoek om een extra herkansing slechts binnen een korte termijn kan worden ingediend. Het CBE heeft toegelicht dat die termijn wordt gesteld omdat het noodzakelijk is dat extra herkansing snel na het Smart Solutions Semester plaatsvindt. Binnen dit semester wordt een project uitgevoerd waarvoor uiteindelijk één cijfer wordt gegeven. Het project heeft betrekking op jaarlijks wisselende onderwerpen en er zijn externe relaties betrokken bij het geven van onderwijs en beoordelingen. Daarom is het noodzakelijk dat een extra herkansing zo snel mogelijk na het project plaatsvindt, zodat wordt voorkomen dat de herkansingstoets niet meer goed aansluit op de inhoud van het project. Hiermee is de noodzaak een korte termijn te hanteren voor het indienen van het verzoek naar het oordeel van de Afdeling voldoende aannemelijk gemaakt. De Afdeling acht dit onderdeel van het document "resit procedure Smart Solutions Semester" daarom niet onevenredig.
6.2. [appellante] heeft er op gewezen dat zij niet op de hoogte was van de in het document "resit procedure Smart Solutions Semester" opgenomen indieningstermijn. Het CBE heeft met overlegging van een screenshot van het studieprogramma uit Blackboard aannemelijk gemaakt dat dit document in de omgeving van het Smart Solutions Semester is gepubliceerd. [appellante] had daarvan dus kennis kunnen nemen.
6.3. [appellante] heeft verder gewezen op het feit dat zij nog maar 3 van de 25 punten voor het Smart Solutions Semester mist en dat zij als gevolg van de korte indieningstermijn wordt genoodzaakt dat hele semester over te doen, wat voor haar studievertraging en extra kosten meebrengt. Zij heeft er verder op gewezen dat de twee onderdelen die zij nog moet afleggen individuele onderdelen zijn waarbij zij niet afhankelijk is van de aanwezigheid of medewerking van andere studenten. Zij meent dat de indieningstermijn van één week daarom met toepassing van artikel 4:84 Awb buiten toepassing moet worden gelaten. De Afdeling volgt haar daarin niet. Ook een groot vak dat op 25 studiepunten is gewaardeerd zal in de regel in twee tentamenkansen moeten worden behaald of geheel moeten worden overgedaan. Hoewel het Smart Solutions Semester uit meerdere onderdelen bestaat is er desondanks reden om daaraan vast te houden omdat, zoals het CBE heeft toegelicht, projectmatig wordt gewerkt aan onderdelen die op verschillende manieren met elkaar samenhangen en uiteindelijk één resultaat opleveren. Daarom kan ook het betoog dat juist de individuele onderdelen nog openstaan niet worden gevolgd. Daarnaast is er sprake van wisselende onderwerpen en zijn er docenten van buiten de onderwijsinstelling bij het onderwijs en de beoordeling betrokken. Van belang is voorts dat [appellante] op de zitting heeft bevestigd dat zij ook nog andere tentamens heeft openstaan. Indien Smart Solutions haar laatste vak voor haar afstuderen zou zijn, zou een andere regeling van toepassing zijn, die meer mogelijkheden biedt. De Afdeling is daarom van oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb zijn die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding met de met het beleid te dienen belangen. De examencommissie heeft in dit geval dan ook het niet respecteren van de indieningstermijn bij het verzoek om een extra herkansing aan [appellante] mogen tegenwerpen.
7. Het CBE heeft erkend dat het niet is ingegaan op het argument van [appellante] dat zij eerst andere tentamenuitslagen moest afwachten voordat zij het verzoek om een extra toetskans kon indienen. Gelet op de toelichting van het CBE treft dat argument hier geen doel, omdat de vraag of alle andere vakken behaald zijn alleen van belang is als een beroep wordt gedaan op de final opportunity ruling, die betrekking heeft op de situatie dat voor het afstuderen nog slechts één tentamen behoeft te worden afgelegd. Dat is, zoals al opgemerkt, in het geval van [appellante] niet aan de orde, zodat die ruling niet van toepassing is. Zij hoefde geen andere uitslagen af te wachten en kon het verzoek dus meteen indienen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Gelet op het onder 4 overwogene wordt het CBE op na te melden wijze in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. veroordeelt het college van beroep voor de examens van Saxion Hogeschool tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van beroep voor de examens van Saxion Hogeschool het door [appellante] voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van €50,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024
1014