ECLI:NL:RVS:2024:2463
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 1 augustus 2023 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, verklaarde op 2 november 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Selbach, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De grieven van de vreemdeling waren onvoldoende om aan te tonen dat er sprake was van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid. De Afdeling verwees naar eerdere uitspraken en het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023, waaruit bleek dat de rechtspraak waar de vreemdeling zich op beroept, niet meer gevolgd kon worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2024, waarbij mr. B. Meijer als lid van de enkelvoudige kamer en mr. T. Toonen als griffier aanwezig waren.