ECLI:NL:RVS:2024:2444

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
202304866/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking verklaring van geen bezwaar op veiligheidsmachtigingsniveau B

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2023, waarin werd geoordeeld dat de verklaring van geen bezwaar op veiligheidsmachtigingsniveau B ingetrokken blijft. De minister van Defensie heeft een vertrouwelijke versie van een gedingstuk overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken van de minister beoordeeld en vastgesteld dat de belangen van de nationale veiligheid zwaarder wegen dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de toelichting. De Afdeling oordeelt dat het recht op een eerlijk proces niet is geschonden, omdat de regeling van artikel 8:29 voldoende waarborgen biedt. De Afdeling heeft besloten dat de weigering van kennisneming gerechtvaardigd is, en dat de minister de vertrouwelijke informatie niet hoeft te delen met [appellant]. De beslissing is genomen op 14 juni 2024.

Uitspraak

202304866/2/A3
Datum beslissing: 14 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 21 juni 2023 in zaak nr. 22/1158 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Defensie.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 21 juni 2023 in zaak nr. 22/1158. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat de verklaring van geen bezwaar op veiligheidsmachtigingsniveau B ingetrokken blijft.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van één gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft een toelichting.
[appellant] heeft een reactie op het verzoek gegeven.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen. De toelichting bevat volgens de minister informatie van bronnen. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD) is voor een groot deel van zijn informatie afhankelijk van bronnen. Als deze informatie bekend wordt, zou dat lopende onderzoeken bemoeilijken en schaden. Ook bevat de toelichting informatie over de modus operandi van de MIVD. Bekendmaking van die informatie zou daarom ook de nationale veiligheid kunnen schaden.
2.       [appellant] vindt dat hij moet kunnen beschikken over de toelichting om een eerlijk proces te kunnen voeren. Hij weet nu niet op welke feiten de intrekking van zijn verklaring is gebaseerd. Hij wil in ieder geval inzage kunnen hebben in de toelichting dan wel van de Afdeling vernemen of deze zien op persoonlijke gedragingen of geopolitieke veranderingen.
3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
Beoordeling
4.       Voor zover [appellant] zich beroept op artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden oordeelt de Afdeling dat die bepaling in dit geval niet is geschonden. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (zie haar beslissing van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367) is het recht op een eerlijk proces niet in zijn essentie beperkt omdat de beperkingsmogelijkheid bij toepassing van de regeling van artikel 8:29 van de Awb met voldoende waarborgen is omkleed.
5.       De Afdeling heeft kennis genomen van de toelichting. Zij stelt vast dat deze informatie bevat over de werkwijzen van de MIVD. Naar het oordeel van de Afdeling weegt in dit geval het belang van de bescherming van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de toelichting. Dat belang zou in gevaar kunnen worden gebracht als de gegevens uit de toelichting bekend worden bij [appellant]. Dat geldt ook als [appellant] slechts inzage in de toelichting zou krijgen.
Voor zover [appellant] via de Afdeling van de minister zou willen vernemen waarom de verklaring is ingetrokken, is dat een vraag die in de bodemprocedure aan de orde kan komen.
6.       De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming dus gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024
290