ECLI:NL:RVS:2024:238

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
202201647/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 't Lage, Moordrecht en de gevolgen voor de leefbaarheid

Op 24 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 't Lage, Moordrecht. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Zuidplas op 21 december 2021, betreft de ontwikkeling van sportvelden aan de Sportlaan in Moordrecht. De sportvelden waren voorheen in gebruik bij voetbalvereniging VV Moordrecht en postduivenvereniging De Gevleugelde Vrienden. Na de verplaatsing van het sportpark naar de noordoostkant van Moordrecht, heeft een initiatiefnemer plannen ingediend voor de bouw van 85 woningen op de vrijkomende sportvelden. Dit initiatief was echter niet toegestaan onder de geldende beheersverordening 'Moordrecht', wat leidde tot de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad.

De appellante, woonachtig naast het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Zij vreest dat de wijziging van de bestemming van de speelvelden naast haar huis, van recreatief naar 'Groen', negatieve gevolgen zal hebben voor de leefbaarheid in haar omgeving. De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 december 2023, waar zowel de appellante als de raad van de gemeente Zuidplas aanwezig waren. De raad heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat de recreatieve invulling van de gronden niet is verdwenen, maar is verplaatst, en dat de ontwikkeling van woningen een maatschappelijk belang dient.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad voldoende gemotiveerd heeft waarom de bestemming van de speelvelden is gewijzigd en dat de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan zorgvuldig is verlopen. De beroepsgrond van de appellante dat de procedure niet zorgvuldig is verlopen, werd verworpen. De Afdeling concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202201647/1/R3.
Datum uitspraak: 24 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Moordrecht, gemeente Zuidplas,
appellante,
en
de raad van de gemeente Zuidplas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "'t Lage, Moordrecht" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 11 december 2023, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Krijgsman en C.H. Smits, zijn verschenen. Ook is [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 september 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plangebied omvat de sportvelden aan de Sportlaan in Moordrecht. Dit sportpark was voorheen het onderkomen van voetbalvereniging VV Moordrecht en postduivenvereniging De Gevleugelde Vrienden. Om aan de uitbreidingswens van VV Moordrecht te kunnen voldoen, is het sportpark verplaatst naar de noordoostkant van Moordrecht. Bij de gemeente heeft zich vervolgens een initiatiefnemer gemeld, die op de vrijkomende sportvelden graag 85 woningen wil realiseren. Omdat dit initiatief op grond van de hiervoor geldende beheersverordening "Moordrecht" niet was toegestaan, heeft de raad het nu voorliggend plan vastgesteld.
3.       [appellante] woont naast het plangebied, aan de [locatie]. Zij vreest voor de gevolgen van het plan voor de leefbaarheid van haar omgeving, omdat de twee speelvelden naast haar huis geen recreatieve bestemming meer hebben. Daarom heeft zij beroep ingesteld.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
Onzorgvuldig verlopen procedure
5.       [appellante] voert aan dat de procedure tot het vaststellen van het bestemmingsplan niet zorgvuldig is verlopen, omdat de omwonenden niet voldoende in deze procedure zijn betrokken.
5.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad een ieder in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze naar voren te brengen over het ontwerpbestemmingsplan. De Afdeling leidt hieruit af dat de beroepsgrond van [appellante] zich richt op de procedure voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt echter geen onderdeel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Dit betekent dat los van de vraag of de stelling van [appellante] kan worden gevolgd, hierin geen aanleiding kan worden gevonden voor het oordeel dat het bestemmingsplan geen stand kan houden.
Het betoog slaagt niet.
Verdwijnen recreatieve bestemming
6.       [appellante] voert aan dat de raad ten onrechte de recreatiebestemming die voorheen voor de twee speelvelden naast haar huis gold, heeft gewijzigd naar de bestemming "Groen". Volgens [appellante] betekent het vertrek van de voetbalvereniging niet dat geen behoefte meer bestaat aan recreatie en speelruimte. Zij begrijpt daarom niet waarom deze velden niet langer een recreatiebestemming hebben. Ook kan
[appellante] zich er niet mee verenigen dat in artikel 3.1 van de planregels allerlei functies binnen de bestemming "Groen" mogelijk worden gemaakt, waarbij zij er in het bijzonder op wijst dat een parkeerterrein mogelijk wordt gemaakt. [appellante] betwist de noodzaak een deel van de speelvelden te gebruiken om de parkeervraag van de te bouwen woningen op te vangen. Volgens [appellante] had de raad onderzoek moeten doen of er ook andere mogelijkheden zijn om de parkeervraag op te lossen, bijvoorbeeld door een parkeergarage onder het appartementengebouw te realiseren.
6.1.    De raad heeft toegelicht dat de recreatieve invulling van de gronden niet is verdwenen, maar is verplaatst vanwege de uitbreidingswensen van de voetbalvereniging. Bij de vraag op welke wijze de achtergebleven gronden moesten worden ingericht, heeft de raad meer gewicht toegekend aan het maatschappelijk belang woningen te realiseren, dan aan het belang van enkele bewoners. Daarbij heeft de raad de gevolgen van de verharding van de openbare ruimte gecompenseerd door in het plan meer groen, bomen en wadi’s in te passen. De raad stelt zich op het standpunt dat de ontwikkeling niet ten koste van openbaar groen of recreatie gaat.
Over parkeren heeft de raad toegelicht dat omwonenden in een eerdere fase van de procedure de wens hebben uitgesproken dat in het plan voorzieningen werden getroffen om de parkeerproblematiek aan de [locatie] aan te pakken. Om die reden is ervoor gekozen op één van de twee speelvelden naast het huis van [appellante] een parkeerterrein mogelijk te maken, zodat op dat parkeerterrein zowel een deel van de parkeervraag van het plan kan worden opgevangen als een deel van de parkeervraag uit de buurt. Het tweede speelveld is een kunstgrasveld. Dat gebruik wordt volgens de raad niet gewijzigd.
6.2.    Op de verbeelding van het bestemmingsplan is aan de twee velden naast het huis van [appellante] de bestemming "Groen" toegekend. Daarbij is voor één van deze twee speelvelden, namelijk het veld dat het dichtst bij het huis van [appellante] ligt, de aanduiding "parkeerterrein" op de verbeelding opgenomen.
In artikel 3.1 van de planregels staat de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Groen." Dit artikel luidt:
"3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens parkeren toegelaten
met de daarbij behorende:
c. voet- en fietspaden;
d. voorzieningen ten behoeve van waterafvoer en waterberging;
e. water, wadi's en kunstwerken;
f. een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
g. objecten van beeldende kunst;
h. speelvoorzieningen."
6.3.    De Afdeling ziet in wat [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld. De raad heeft voldoende gemotiveerd waarom ervoor is gekozen op één van de speelvelden een parkeerterrein en het gebruik als ijsbaan mogelijk te maken. Daarbij is van belang dat het mogelijk gemaakte parkeerterrein niet alleen bedoeld is om de parkeervraag die door het plan ontstaat, op te vangen, maar ook is bedoeld om de parkeerdruk op de [locatie] te verlichten. De Afdeling ziet daarbij ook geen aanknopingspunten waarom de raad de recreatieve waarde van het speelveld onvoldoende zou hebben meegewogen. De Afdeling weegt hier mee dat het tweede speelveld de bestemming "Groen" heeft gekregen zonder de aanduiding "parkeerterrein". Gelet op de bestemmingsomschrijving "Groen" in artikel 3.1 van de planregels, kan dat speelveld nog steeds recreatief worden gebruikt.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024
952