ECLI:NL:RVS:2024:2360

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
9 juni 2024
Zaaknummer
202302486/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.Th. Drop
  • S.C. van Tuyll van Serooskerken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van informatie over rapport 'Staat van Schiphol 2019'

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 maart 2023, waarin werd beslist op het verzoek van [appellante] om openbaarmaking van informatie over de totstandkoming van het rapport 'Staat van Schiphol 2019'. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft vertrouwelijke versies van twee gedingstukken overgelegd en verzocht om te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken, verwijzend naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister heeft gewichtige redenen aangevoerd voor deze verzoeken, waarbij ook zienswijzen van derde-belanghebbenden zijn ingediend die reageren op het voornemen van de minister om informatie openbaar te maken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zienswijzen en bijlagen bestudeerd en moet een afweging maken tussen het belang van [appellante] om toegang te krijgen tot relevante informatie en het belang van de minister en derden om bepaalde informatie vertrouwelijk te houden. De Afdeling heeft vastgesteld dat de weigering om bepaalde informatie openbaar te maken gerechtvaardigd is, maar dat dit niet geldt voor algemenere beschrijvingen in de zienswijzen. De Afdeling heeft daarom het verzoek van de minister tot beperkte kennisneming afgewezen voor deze delen en verzocht om een geschoonde versie van de zienswijzen binnen 14 dagen aan te leveren.

De beslissing van de Afdeling is op 11 juni 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de Afdeling de minister verzoekt om binnen de gestelde termijn te voldoen aan het verzoek om een geschoonde versie van de zienswijzen. De zaak benadrukt de delicate balans tussen transparantie en vertrouwelijkheid in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

202302486/2/A3.
Datum beslissing: 11 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 29 maart 2023 in zaak nr. 21/6566 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Procesverloop
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 29 maart 2023 in zaak nr. 21/6566. Daarin heeft de rechtbank uitspraak gedaan over het verzoek van [appellante] om openbaarmaking van informatie over de totstandkoming van het rapport "Staat van Schiphol 2019".
De minister heeft de vertrouwelijke versies van twee gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de zienswijzen van derde-belanghebbenden en bijbehorende bijlagen.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. In de twee zienswijzen reageren de derde-belanghebbenden op het voornemen van de minister om informatie openbaar te maken. Zij beschrijven daarin welke informatie volgens hen niet openbaar zou moeten worden gemaakt en waarom. In de zienswijzen en de bijbehorende bijlagen geven zij ook concrete voorbeelden. Volgens de minister krijgt [appellante], als zij kennis kan nemen van deze stukken, alsnog ook inzage in delen van de geweigerde documenten.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
Beoordeling
3.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de door de minister overgelegde zienswijzen met bijlagen en overweegt als volgt.
4.       De Afdeling stelt voorop dat een zienswijze een op de zaak betrekking hebbend stuk is waarin de opvatting van een belanghebbende over een door het bestuursorgaan te nemen besluit is opgenomen. De aard en betekenis van een zienswijze brengen mee dat deze in beginsel ongeschoond van de processtukken deel behoort uit te maken.
5.       De Afdeling stelt vast dat de zienswijzen concrete voorbeelden van (passages van) documenten beschrijven die volgens de derde-belanghebbenden niet openbaar zouden moeten worden gemaakt door de minister en dat de bijlagen voorbeelden daarvan bevatten. De vraag of het achterwege blijven van het openbaar maken van de informatie in onder meer die documenten terecht is, staat ter beoordeling in het geschil in de bodemprocedure. De vraag of het achterwege blijven van het verstrekken van deze informatie terecht is, vormt dus het onderwerp van geschil. Daarom al kan deze informatie niet gedurende de loop van de procedure aan [appellante] worden verstrekt. Met verstrekking zou namelijk in zoverre worden vooruitgelopen op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure. Die procedure zou door de verstrekking in zoverre zinloos worden. De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming in zoverre gerechtvaardigd.
6.       Dat is anders voor de gedeelten van de zienswijze waarin algemenere beschrijvingen staan over de redenen van de zienswijzen. Voorbeelden daarvan zijn de eerste en tweede alinea van de zienswijze van 9 maart 2021 van het bestuur van de Luchtverkeersleiding Nederland en wat is vermeld tot het kopje "Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer" en onder de kopjes "Niet vertrouwelijke samenvatting van deze zienswijze" en "Uitdrukkelijk bezwaar tegen openbaarmaking" in de zienswijze van 12 maart 2021 van de KLM. Over deze alinea’s en andere vergelijkbare passages in de zienswijzen oordeelt de Afdeling dat de vraag of het achterwege blijven van het verstrekken van deze informatie geen onderwerp van geschil vormt en dat het belang van [appellante] om daarvan kennis te nemen zwaarder weegt. In zoverre zal de Afdeling het verzoek van de minister om beperkte kennisneming afwijzen.
7.       De Afdeling bepaalt dat de zienswijzen worden teruggezonden aan de minister.
Indien de minister geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om een geschoonde versie van de zienswijzen toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af wat betreft de in overweging 6 genoemde delen van de zienswijzen;
II.       verzoekt de minister van Infrastructuur en Waterstaat binnen 14 dagen na heden een geschoonde versie van de zienswijzen aan de Afdeling en de andere partij toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2024
290