ECLI:NL:RVS:2024:2348
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 6 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 maart 2024 had besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2024, door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.