ECLI:NL:RVS:2024:2294
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris
Op 4 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 18 januari 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 7 mei 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, met inachtneming dat de rechtsgevolgen van de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de vreemdeling verzocht heeft om de voorgenomen beëindiging van opvang op 4 juni 2024 achterwege te laten. Aangezien de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet waren ontvangen, heeft de voorzieningenrechter besloten om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de beëindiging van de opvang op de genoemde datum niet door kan gaan totdat de stukken zijn ontvangen en er een definitieve beslissing kan worden genomen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel toe te rekenen is aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.