ECLI:NL:RVS:2024:2262
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 31 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hadden ingediend, waren in 2019 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na een ongegrond verklaard bezwaar in 2021, hebben de vreemdelingen in 2024 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het besluit van 15 oktober 2021 gegrond had verklaard en dat besluit had vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand hield. De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om te voorkomen dat zij zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat er aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, gezien de belangen van de vreemdelingen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.