202203304/1/R3.
Datum uitspraak: 24 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Gytsjerk, gemeente Tytsjerksteradiel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Gytsjerk-Mûnein 2021" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 8 december 2023, waar [appellant A], bijgestaan door mr. B. Korvemaker, advocaat te Leeuwarden, en de raad, vertegenwoordigd door N. Otter, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 april 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de toekenning van de bestemming "Bedrijf 1 - opslag hoveniersbedrijf" aan het kadastrale perceel Gytsjerk, [locatie 1] (hierna: het bedrijfsperceel). Op basis van het vorige bestemmingsplan "Gytsjerk 2006" had dit perceel de bestemming "Wonen". Met de planwijziging wordt de aanwezige opslag gelegaliseerd.
[appellant A] en [appellant B] zijn eigenaren en bewoners van de Rinia van [locatie 2] te Gytsjerk. Zij zijn het niet eens met het bestemmingsplan, voor zover dit ziet op de toekenning van de bestemming "Bedrijf 1 - opslag hoveniersbedrijf" aan het bedrijfsperceel.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Omgevingstype
4. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het bedrijfsperceel op een te korte afstand van hun perceel is gelegen. Zij voeren aan dat de raad ten onrechte is uitgegaan van het omgevingstype "gemengd gebied" als bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Volgens [appellant A] en [appellant B] is er sprake van een "rustige woonwijk" of "rustig buitengebied" gelet op de landschappelijk waarden. Zo wordt het bedrijfsperceel aan de westzijde begrensd door percelen met de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" en ligt het Natura 2000-gebied "De Groote Wielen" nabij. Dat er een bedrijventerrein op korte afstand van het bedrijfsperceel is gelegen, maakt dat volgens hen niet anders. De ontsluiting van het bedrijventerrein bevindt zich namelijk aan de zuidzijde van het bedrijventerrein en dus op een grotere afstand van het bedrijfsperceel en de woning van [appellant A] en [appellant B].
Verder voeren [appellant A] en [appellant B] aan dat er geen betekenis toekomt aan de omstandigheid dat hun woning zich direct naast de zuidelijke hoofdontsluiting, de Rinia van Nautaweg, bevindt. Hun woning is namelijk van deze weg afgekeerd. Bovendien staat de woning van Rinia van [locatie 2] tussen deze weg en de woning van [appellant A] en [appellant B]. Dat de Singel aan de noordzijde van het bedrijfsperceel grenst en een achterliggend agrarisch bedrijf ontsluit, is volgens hen ook niet relevant. Het bestemmingsplan kent namelijk de bestemming "Groen - Groenvoorzieningen" aan de Singel toe, wat de landschappelijke waarde van de Singel benadrukt.
4.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een gemengd gebied. De Rinia van [locatie 2] ligt aan de zuidelijke hoofdontsluiting van Gytsjerk. Op relatief korte afstand van de woning ligt een bedrijventerrein met diverse functies, waaronder detailhandel functies. Hoewel de Singel inderdaad de bestemming "Groen - Groenvoorzieningen" heeft, vormt de geasfalteerde weg ook de toegang tot het achterliggende agrarische bedrijf. De Singel heeft volgens de raad juist de bestemming "Groen - Groenvoorzieningen", omdat daarmee is aangegeven dat de Singel meer is dan een landschapselement. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een rustige woonwijk en is een lichte bedrijfsbestemming met een maximaal aan te houden afstand van 10 m tot milieugevoelige functies acceptabel, zo stelt de raad.
4.2. De VNG-brochure maakt voor de richtafstanden onderscheid tussen verschillende omgevingstypen, namelijk "rustige woonwijk" en "gemengd gebied". Een "gemengd gebied" is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren ook tot het omgevingstype "gemengd gebied". Dat is zo, omdat daar de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden kan rechtvaardigen.
Volgens de VNG-brochure wordt onder het omgevingstype "rustige woonwijk" verstaan een woonwijk die is ingericht volgens het principe functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er volgens de VNG-brochure bij zo’n omgevingstype vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor en langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer.
4.3. De Afdeling stelt vast dat er in de omgeving van het bedrijfsperceel verschillende bestemmingen voorkomen. De woning ligt op relatief korte afstand van een bedrijventerrein met verschillende functies, waaronder detailhandelfuncties. Daarnaast is de Rinia van Nautaweg de zuidelijke hoofdontsluiting van het dorp Gytsjerk. Het standpunt van [appellant A] en [appellant B] dat sprake is van een "rustige woonwijk", omdat hun woning van de zuidelijke hoofdontsluiting is afgekeerd en deze zich in de buurt van een Natura 2000-gebied bevindt, volgt de Afdeling niet. De beoordeling welk omgevingstype in de zin van de VNG-brochure aan de orde is, vindt niet plaats aan de hand van de specifieke situatie van een naastgelegen woonperceel, maar aan de hand van de beoordeling op een groter schaalniveau van de omgeving van in dit geval het bedrijfsperceel. In dit geval bevinden zich een bedrijventerrein en een hoofdontsluitingsweg in de omgeving van het bedrijfsperceel. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de omgeving van het bedrijfsperceel niet als een "rustige woonwijk", maar als "gemengd gebied" kan worden aangemerkt. De raad heeft daarom uit mogen gaan van een richtafstand van 10 m.
Het betoog slaagt niet.
Afstand tot milieugevoelige functies
5. [appellant A] en [appellant B] betogen dat er ten onrechte alleen is gekeken naar de afstand tussen de grens van de bestemming "Bedrijf 1 - opslag hoveniersbedrijf" en de gevel van hun woning. Zij voeren aan dat het op grond van het bestemmingsplan mogelijk is om binnen de richtafstand een bijbehorend bouwwerk te realiseren en te gebruiken voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zoals een kantoor. Ook zou de bestaande garage, die op een afstand van ongeveer 5,5 m van het bedrijfsperceel is gelegen, daarvoor in gebruik genomen kunnen worden. Een bouwwerk dat gebruikt wordt voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, moet volgens hen beschouwd worden als een milieugevoelige functie als bedoeld in de VNG-brochure. Zij verwijzen daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:46. 5.1. Artikel 33.1 van de planregels luidt:
"De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
A. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
met daaraan ondergeschikt:
B. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m2;
[…]."
Artikel 33.2.1 luidt:
"Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
A. hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
[…]."
Artikel 33.2.2 luidt:
"A. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
[…];
3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m2 bedragen.
[…]."
Artikel 33.4 luid:
"Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
A. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
[…]."
5.2. De raad stelt zich op het standpunt dat er aan de richtafstand wordt voldaan. De woning van [appellant A] en [appellant B] staat op een grotere afstand van de richtafstand van 10 m. Daarnaast staat het bestemmingsplan de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet toe. Hoewel het mogelijk is om een bijbehorend bouwwerk te realiseren en daar in beperkte mate een bedrijf of beroep te voeren, is de richtafstand van de VNG-brochure daarop niet van toepassing. Volgens de raad wordt alleen de woning als milieugevoelige functie aangemerkt en is de VNG-brochure bedoeld om hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies te voorkomen en niet om richtafstanden te geven voor bedrijfsfuncties onderling.
5.3. De Afdeling stelt vast dat de kortste afstand tussen de grens van de bestemming "Bedrijf 1 - opslag hoveniersbedrijf" en de bouwvlakken waar de gevels van de woning in het plangebied kunnen komen meer dan 10 m bedraagt.
De Afdeling overweegt dat een gebruik van bijbehorende bouwwerken voor het uitoefenen van een beroep aan huis als een milieugevoelige functie moet worden aangemerkt. Dat is eerder zo overwogen, bijvoorbeeld in de door [appellant A] en [appellant B] genoemde uitspraak van 11 januari 2017, onder 11.3. Gelet op de planregels is het mogelijk om op het perceel van [appellant A] en [appellant B] een bijbehorend bouwwerk buiten het bouwvlak te realiseren en te gebruiken voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis. Dit betekent dat de afstand tussen het bedrijfsperceel en de gronden van [appellant A] en [appellant B] waar zo’n bijbehorend bouwwerk is toegestaan, minder dan 10 m bedraagt. Dit is, anders dan de raad stelt, niet in overeenstemming met de richtafstand die aanbevolen is in de VNG-brochure. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad niet gemotiveerd waarom een afstand korter dan 10 m ruimtelijk aanvaardbaar is.
Het betoog slaagt.
5.4. Het voorgaande leidt ertoe dat het besluit van 3 maart 2022 moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De Afdeling ziet in dit geval geen aanleiding om de rechtsgevolgen van dit besluit in stand te laten. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1378, onder 12.2, is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de afstanden uit de VNG-brochure. De in het verweerschrift aangedragen stelling dat geconstateerd is dat de opslag geen geur, stof en gevaar en bijna geen geluid veroorzaakt is daarvoor echter onvoldoende. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat de raad deze stelling niet met enige concrete gegevens of stukken heeft onderbouwd. Bestuurlijke lus
6. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Met het oog op een spoedige beëindiging van het geschil zal de Afdeling op grond van artikel 8:51d van de Awb de raad opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De raad kan dit doen door, met inachtneming van wat hiervoor onder 5.3 en 5.4 is overwogen, het besluit alsnog toereikend te onderbouwen en te motiveren, zo nodig het besluit te wijzigen of een ander besluit te nemen.
De raad moet de Afdeling en [appellant A] en [appellant B] de uitkomst meedelen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
Proceskosten en griffierecht
7. In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van de overwegingen 5.3 en 5.4 het daarin geconstateerde gebrek te herstellen, en
- de Afdeling en [appellant A] en [appellant B] de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024
884-1091