ECLI:NL:RVS:2024:2210

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
202401247/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kern Heinkenszand met betrekking tot privacy en parkeerbehoefte

Op 29 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Kern Heinkenszand, gedeelte Clara's pad 6-8, 2023". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Borsele op 11 januari 2024, maakt de bouw van drie appartementen in de Barbesteinkerk mogelijk, evenals de realisatie van een reguliere wooneenheid in de voormalige pastorie. De initiatiefnemer van de ontwikkeling is [partij], terwijl [verzoeker], wonend te Heinkenszand, bezwaar heeft gemaakt tegen de plannen, met name vanwege zorgen over privacy-inbreuk en overlast van een terras dat bij de ontwikkeling hoort.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek, aangezien de nieuwe gebruiksmogelijkheden in de bestemming "Gemengd" geen onomkeerbare situatie zouden creëren. De voorzieningenrechter heeft ook de zorgen van [verzoeker] over privacy en parkeerbehoefte beoordeeld. Hij concludeerde dat de afstand tussen de appartementen en de tuin van [verzoeker] niet ongebruikelijk is in een stedelijke omgeving en dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat er geen onaanvaardbare aantasting van de privacy was. Wat betreft de parkeerbehoefte werd vastgesteld dat de vier parkeerplaatsen die in het plan zijn voorzien, voldoende zijn voor de drie appartementen.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft de drie appartementen in de bodemprocedure waarschijnlijk stand zal houden, en daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De raad van de gemeente Borsele hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202401247/2/R1.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Heinkenszand, gemeente Borsele,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Borsele,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Heinkenszand, gedeelte Clara's pad 6-8, 2023" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft, onder meer, [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 mei 2024, waaraan [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. G.T. van de Weerdt, rechtsbijstandverlener te Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.A.M. Heijdra, via een videoverbinding hebben deelgenomen. Verder zijn ter zitting [partij A] en [partij B] (hierna: samen en in enkelvoud: [partij]), bijgestaan door mr. F.C.M. van Gurp, rechtsbijstandverlener te ’s-Heer Abtskerke, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 11 januari 2024 is het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3.       In het plangebied aan Clara’s pad 6 en 8 ligt de Barbesteinkerk en de bijbehorende pastorie. Op basis van het vorige plan had het plangebied de bestemming "Maatschappelijk". In het plan heeft de kerk deels de bestemming "Wonen" en deels de bestemming "Gemengd". Het plan maakt de bouw van drie appartementen in een deel van het kerkgebouw mogelijk. Verder heeft de pastorie ook de bestemming "Wonen". In de voormalige pastorie maakt het plan één reguliere wooneenheid mogelijk. De woning in de pastorie is al gerealiseerd door middel van een omgevingsvergunning. Verder is voor een deel van de kerk al vergunning verleend voor wijziging naar de detailhandelsfunctie ten behoeve van een kledingwinkel van het Leger des Heils. Ook een deel van de bestemming "Gemengd" is dus al gerealiseerd door middel van een omgevingsvergunning. Het voornemen is verder om bij het gedeelte van het Leger des Heils horeca in de vorm van een terras mogelijk te maken. [partij] is de initiatiefnemer van de ontwikkeling.
4.       [verzoeker] woont aan [locatie] en is het niet eens met een aantal ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Hij vreest voor aantasting van zijn privacy door de komst van de 3 appartementen. Verder vreest hij overlast van het terras te krijgen.
Spoedeisend belang
5.       [partij] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van de 3 appartementen. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een spoedeisend belang is bij het verzoek voor zover dat gericht is tegen het plandeel voor de 3 appartementen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er met de nieuwe gebruiksmogelijkheden in de bestemming "Gemengd" geen wijziging van gebruik van gronden of bouwwerken te verwachten die tot een feitelijk onomkeerbare situatie kan leiden. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat niet gebleken is van een concrete invulling van de nieuwe gebruiksmogelijkheden. De eventuele wijziging van het gebruik is ook juridisch niet onomkeerbaar. Tegen dat gebruik kan immers, als het plan wordt vernietigd, worden opgetreden, indien dat gebruik niet in overeenstemming is met het planologisch regime dat na de vernietiging geldt. Daar is dus geen spoedeisend belang mee gemoeid.
Voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling
6.       De voorzieningenrechter zal in dit geval aan de hand van een zogenoemde voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling beslissen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. De voorzieningenrechter zal een voorlopige beoordeling verrichten van de beroepsgronden die [verzoeker] heeft aangevoerd over de 3 appartementen.
7.       [verzoeker] heeft gewezen op een aantal wijzigingen bij de vaststelling van het plan ten opzichte van het ontwerp. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat dit geen beroepsgrond is.
Privacy
8.       [verzoeker] voert aan dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van zijn privacy. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] in dat verband toegelicht dat hij alleen vreest voor inkijk in zijn tuin. Volgens hem zorgt de voorwaardelijke verplichting in artikel 4.4.1 van de planregels er niet voor dat er geen aantasting van zijn privacy plaatsvindt. In die voorwaardelijke verplichting is geregeld dat er een haag wordt aangelegd en in stand gehouden. Ook de toezegging van de initiatiefnemer dat er een haag in stand zal worden gehouden, draagt daar volgens hem niet aan bij.
8.1.    De voorzieningenrechter sluit niet uit dat het plan zal leiden tot enig verlies van privacy voor [verzoeker] door inkijk vanuit de appartementen in zijn tuin. Een woonsituatie die vrij blijft van inkijk kan echter niet worden gegarandeerd. De afstand van ongeveer 8 m tussen de tuin van [verzoeker] en de in het plan voorziene woningen is niet ongebruikelijk in een stedelijke omgeving. Het plangebied en de tuin van [verzoeker] zijn gelegen in een stedelijke omgeving, met dichte woonbebouwing. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat er ook zonder de haag geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de privacy van [verzoeker].
Parkeren
9.       [verzoeker] voert aan dat de aanleg van 4 parkeerplaatsen niet voldoende is om te voorzien in de parkeerbehoefte van het plan.
9.1.    Het plan voorziet in 4 parkeerplaatsen. Niet in geschil is dat daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte voor de 3 appartementen.
Zoals reeds onder 5 is overwogen, is met de nieuwe gebruiksmogelijkheden in de bestemming "Gemengd" geen spoedeisend belang gemoeid. Het betoog voor zover dat gaat over de parkeerbehoefte als gevolg van de bestemming "Gemengd" kan alleen daarom al niet leiden tot toewijzing van het verzoek.
Conclusie
10.     Omdat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, niet verwacht dat het bestreden besluit wat betreft de 3 appartementen in de bodemprocedure geen stand zal houden, bestaat geen aanleiding om in afwachting van de uitkomst daarvan een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
703-1036