202307050/2/R1.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Amsterdam,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuideinde 366" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 mei 2024, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker] en [gemachtigde A], zijn verschenen. Verder is ter zitting STL 1 B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] , als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 20 september 2023 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
2. Het plan maakt de bouw van 10 woningen mogelijk op het perceel aan het Zuideinde 366 in Amsterdam, waarvan 2 blokken met elk 2 twee-aaneen-woningen en een complex met 6 zogenoemde schuurwoningen De gronden hadden op basis van het vorige bestemmingsplan grotendeels de bestemming "Tuin-1". STL 1 B.V. is de initiatiefnemer van de ontwikkeling.
3. [verzoeker] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied. Volgens hen zal de komst van de woningen hun woon- en leefomgeving aantasten. Omdat er op 1 maart 2024 een aanvraag voor een omgevingsvergunning is gedaan voor het bouwen van de woningen, hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht het besluit tot vaststelling van het plan te schorsen.
Toestemming uitspraak in de hoofdzaak
4. De raad is niet op de zitting verschenen. Omdat daardoor niet alle partijen toestemming hebben kunnen geven om uitspraak te doen in de hoofdzaak, als bedoeld in artikel 8:86, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan niet onmiddellijk uitspraak worden gedaan in de hoofdzaak.
Conclusie
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter schorst bij wijze van voorlopige voorziening het plan. Hij is er op voorhand namelijk niet van overtuigd dat het plan in stand kan blijven. Hieronder zal de voorzieningenrechter zijn oordeel motiveren. Dit is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.
Parkeren
6. [verzoeker] en anderen betogen dat door het vaststellen van dit plan de bestaande parkeeroverlast in de omgeving zal toenemen. Volgens hen is, anders dan de raad stelt, de parkeerdruk op het Zuideinde hoog.
6.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat het plan niet tot ernstige parkeerhinder zal leiden in de directe omgeving van het plangebied. Het plan voorziet in 10 parkeerplaatsen voor de 10 voorziene woningen. Daarmee wordt - naar niet in geschil is - niet voorzien in de parkeerbehoefte van bezoekers. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat bezoekers ook gebruik kunnen maken van de openbare parkeerplaatsen in de straat, nu de parkeerdruk daar 64% is en dus niet hoog. Anders dan de raad stelt volgt uit de website https://maps.amsterdam.nl/parkeerdruk/ echter dat de parkeerdruk op het Zuideinde in de directe omgeving van het plangebied al hoog is. De parkeerdruk bedraagt namelijk op doordeweekse avonden en zaterdagmiddagen 95% of meer. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de raad heeft aangegeven dat hij een parkeerdruk tot 85% aanvaardbaar acht. Dat de toekomstige bewoners bij de verkoop worden geïnformeerd over het aantal beschikbare parkeerplaatsen in het plangebied leidt niet tot een ander oordeel, omdat daarmee niet voorkomen wordt dat er meer dan één motorvoertuig per woning is. De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat de voorziene woningen gezinswoningen worden, waarbij het vaker voorkomt dat er meer dan 1 motorvoertuig per woning is. Ook het argument in paragraaf 4.9.2 van de plantoelichting dat de bewoners van de nieuwe woningen geen parkeervergunning zullen krijgen om in de openbare ruimte te parkeren slaagt niet, nu er geen parkeervergunningenstelsel op het Zuideinde geldt en ook niet is gebleken dat daar concrete plannen voor zijn.
Overige gronden
7. Omdat de voorzieningenrechter, gelet op wat er onder 6.1 is overwogen, al aanleiding ziet het plan te schorsen, behoeven de overige beroepsgronden van [verzoeker] en anderen geen bespreking.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 20 september 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuideinde 366";
II. gelast dat de raad van de gemeente Amsterdam aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Van Driel Kluit
Griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
703-1036