ECLI:NL:RVS:2024:2191

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
202403087/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verlenging stemperiode verkiezingen Centrale Studentenraad Universiteit van Amsterdam

In deze zaak gaat het om de beroepen tegen het besluit van het Centraal Stembureau van de Universiteit van Amsterdam (UvA) van 17 mei 2024, waarbij een verzoek om verlenging van de stemperiode voor de verkiezingen van de Centrale Studentenraad (CSR) met twee dagen is afgewezen. De beroepen zijn ingesteld door de Centrale Studentenraad, de partij De Vrije Student en een individuele appellant, [appellant sub 3]. De mondelinge uitspraak vond plaats op 22 mei 2024.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak vastgesteld dat de beroepen van de CSR en De Vrije Student niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen betrokkene zijn in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Whw). Het beroep van [appellant sub 3] is echter gegrond verklaard, en het besluit van het Centraal Stembureau is vernietigd. De Afdeling heeft bepaald dat de stemperiode voor de verkiezingen van de CSR alsnog met twee dagen moet worden verlengd, ingaande op een door het Centraal Stembureau te bepalen dag en tijdstip.

De uitspraak is gebaseerd op de overweging dat de stemperiode van 13 mei tot en met 17 mei 2024 door demonstraties en sluitingen van de UvA op 14 en 15 mei 2024 in relevante mate de mogelijkheden tot campagnevoering heeft beperkt. De Afdeling oordeelt dat het belang van een goed en eerlijk verloop van de verkiezingen zwaarder moet wegen dan het belang om vast te houden aan de eerder vastgestelde stemperiode. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke verkiezingsprocedure en de noodzaak om rekening te houden met onvoorziene omstandigheden die de campagnevoering kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

202403087/1/A2.
Datum uitspraak: 22 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.       de Centrale Studentenraad van de Universiteit van Amsterdam (hierna: de CSR),
2.       de partij De Vrije Student (hierna: DVS),
3.       [appellant sub 3], wonend te Utrecht,
appellanten,
en
het Centraal Stembureau van de Universiteit van Amsterdam (hierna: de UvA en het CSB),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 22 mei 2024 om 14:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzitter
Staatsraad mr. C.J. Borman, rapporteur
Staatsraad mr. N. Verheij, lid
Griffier: mr. O. van Loon
Jurist: mr. M. Schuurman
Verschenen:
de CSR, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B];
[appellant sub 3], namens DVS en op eigen titel;
het CSB, vertegenwoordigd door mr. B. Michel en mr. J.B. Groot-Antink;
de partij The Founding Students, vertegenwoordigd door [gemachtigde C];
de Studentenpartij LIEF, vertegenwoordigd door [gemachtigde D].
De beroepen richten zich tegen het besluit van het CSB van 17 mei 2024, waarbij het verzoek om verlenging van de stemperiode voor de verkiezingen voor de CSR met twee dagen is afgewezen.
Beslissing:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
I.        verklaart de beroepen van de Centrale Studentenraad en partij De Vrije Student niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep van [appellant sub 3] gegrond;
III.      vernietigt het besluit van 17 mei 2024;
IV.      bepaalt dat het Centraal Stembureau de stemperiode van de verkiezingen voor de Centrale Studentenraad alsnog met twee dagen verlengt, ingaande op een door het Centraal Stembureau te bepalen dag en tijdstip.
Gronden:
1.       Gelet op artikel 7.64, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: Whw), staat tegen een besluit als dat van 17 mei 2024 beroep in eerste en enige aanleg open bij de Afdeling. De Afdeling is daarom bevoegd om van het rechtstreeks ingestelde beroep kennis te nemen.
2.       Het beroep van de CSR is niet-ontvankelijk omdat de CSR geen betrokkene is als bedoeld in artikel 7.59a, derde lid, van de Whw. Dat geldt ook voor het beroep van DVS. Omdat in elk geval [appellant sub 3] een betrokkene en dus ontvankelijk is in haar beroep, komt de Afdeling toe aan de inhoud van deze zaak.
3.       De stemperiode van de verkiezingen van de CSR was van 13 mei 2024 tot en met 17 mei 2024. In de gebouwen en op de terreinen van de UvA hebben op 13 mei 2024 acties en demonstraties plaatsgevonden, waardoor alle gebouwen van de UvA waren gesloten op 14 en 15 mei 2024. Vast staat dat de demonstraties en sluiting geen gevolgen hebben gehad voor het online kunnen stemmen gedurende de stemperiode.
4.       Partijen zijn het erover eens dat de gebeurtenissen in de gebouwen en op de terreinen van de UvA en de sluiting van die gebouwen wel de mogelijkheden tot het voeren van campagne in relevante mate hebben beperkt. Het voeren van fysieke campagne op de campus van de UvA, onder meer door te flyeren, vormt een belangrijk onderdeel van de campagne en is alleen gedurende de stemperiode toegestaan. Daarbij komt dat [appellant sub 3] gemotiveerd heeft gesteld dat niet alle studentenpartijen door de demonstraties en sluiting in dezelfde mate nadeel hebben ondervonden en het CSB die stelling aannemelijk acht. Daarom is de Afdeling van oordeel dat het verzoek om de verkiezingen met twee dagen te verlengen had moeten worden toegewezen. Het belang van een goed en eerlijk verloop van de verkiezingen had zwaarder moeten wegen dan het belang om te blijven bij de eerder vastgestelde stemperiode.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
284-1100