ECLI:NL:RVS:2024:2179

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
202307949/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan en omgevingsvergunning in Amstelveen

Op 27 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen bewoners van Amstelveen en de gemeente Amstelveen. De bewoners, aangeduid als verzoeker en anderen, hebben bezwaar gemaakt tegen het bestemmingsplan "Alsemlaan-Jasmijnlaan 2023" en de omgevingsvergunning voor de bouw van zorgwoningen en een respijtzorgvoorziening. De gemeente had op 8 november 2023 het bestemmingsplan vastgesteld, dat de bouw van 110 zorgwoningen met parkeergarage en een collectieve ruimte mogelijk maakt. De bewoners vrezen onomkeerbare situaties door de uitvoering van deze besluiten en hebben de voorzieningenrechter verzocht deze besluiten te schorsen totdat er in de hoofdzaak uitspraak is gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 2 mei 2024, waarbij de bewoners bijgestaan werden door hun advocaat. De gemeente werd vertegenwoordigd door ambtenaren en een vertegenwoordiger van De Heemraad B.V., die ook belang had bij de voortgang van de bouw. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De rechter heeft vastgesteld dat de besluiten van de gemeente naar verwachting in de bodemprocedure stand zullen houden, onder andere omdat de bewoners niet aannemelijk hebben gemaakt dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de gemeente door kan gaan met de uitvoering van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning. De kosten van de procedure worden niet vergoed door de gemeente.

Uitspraak

202307949/2/R1.
Datum uitspraak: 27 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Amstelveen,
verzoekers,
en
1.       de raad van de gemeente Amstelveen,
2.       het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Alsemlaan-Jasmijnlaan 2023" vastgesteld.
Bij besluit van 14 november 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een respijtzorgvoorziening, collectieve ruimte en 110 zorgwoningen met parkeergarage op de adressen Alsemlaan 2 t/m 114 in Amstelveen.
De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
De Heemraad B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2024, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker] en [verzoeker A], bijgestaan door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amstelveen, en het college en de raad, vertegenwoordigd door H. Hop, G. Stienen en P.C. Vermond, zijn verschenen. Ook is ter zitting De Heemraad B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen de besluiten van 8 november 2023 en 14 november 2023 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van deze besluiten bepalend.
3.       Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om op de locatie Alsemlaan-Jasmijnlaan 113 zorgwoningen met parkeergarage, respijtzorgvoorziening en een collectieve ruimte met omliggend openbaar gebied te realiseren. De zorgwoningen worden verdeeld over 2 gebouwen. Onder deze 2 gebouwen wordt een verdiepte parkeerkelder gerealiseerd met 88 parkeerplaatsen. Het plangebied ligt in de woonwijk Westwijk Zuidoost in Amstelveen. Het betreft een perceel, doorsneden door een fietspad, dat in eigendom is van de gemeente Amstelveen. [verzoeker] en anderen wonen aan de Jasmijnlaan, Tamarindelaan en Marjoleinlaan, in directe nabijheid van het plangebied. Zij zijn het niet eens met de bouwplannen op het perceel.
Bij besluit van 14 november 2023 heeft het college een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend voor het bouwen van een respijtzorgvoorziening, collectieve ruimte en 110 zorgwoningen met parkeergarage.
Verzoek om voorlopige voorziening
4.       [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht de bestreden besluiten te schorsen totdat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. Zij willen hiermee voorkomen dat door de uitvoering van de besluiten onomkeerbare situaties ontstaan.
5.       De Heemraad B.V. heeft haar belang bij een spoedige start van de bouwwerkzaamheden benadrukt en verzocht om afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter maakt hieruit op dat zij niet wil wachten met de bouwwerkzaamheden, totdat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan en het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning in rechte onaantastbaar zijn. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid.
Beroepsgronden
6.       [verzoeker] en anderen betogen dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning niet op juiste wijze is bekendgemaakt op ruimtelijkeplannen.nl en de bijbehorende stukken niet op juiste wijze ter inzage zijn gelegd in het raadhuis van Amstelveen bij de Balie Bouwen en Vergunningen. Deze beroepsgrond gaat over een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan alleen al daarom de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid zal naar verwachting dus geen reden zijn voor vernietiging van het bestreden besluit in de bodemprocedure (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2541, onder 5).
7.       [verzoeker] en anderen betogen dat het bestemmingsplan ten onrechte voorziet in reguliere woningen en niet is beperkt tot zorgwoningen. Ook twintigers en dertigers kunnen de woningen betrekken. Immers, iedereen kan zonder actuele zorgvraag in potentie in de toekomst een zorgvraag ontwikkelen. De zorgcomponent is zinledig, want de woningen onderscheiden zich niet van reguliere woningen, zo stellen [verzoeker] en anderen.
7.1.    De raad en het college hebben toegelicht dat het de bedoeling is om woningen te realiseren voor mensen met een leeftijd van 55 jaar en ouder die nu of in de toekomst zorg nodig hebben. De leeftijdsbeperking is niet in het plan geregeld, maar de woningen zijn gericht op ouderen en niet bedoeld voor starters. Op het moment dat iemand een woning koopt of huurt hoeft er nog geen sprake te zijn van een zorgbehoefte. Zo kan bijvoorbeeld een partner van een zorgvrager erin blijven wonen als de zorgvrager geen zorg meer nodig heeft of komt te overlijden. Het project is in de markt gezet als een locatie voor ouderen, zo stellen de raad en het college.
7.2.    Artikel 4.1 van de planregels luidt:
"De voor "Wonen - zorgwoningen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. zorgwoningen;
[…]."
In artikel 1.81 is het begrip "zorgwoning" gedefinieerd als:
"een woning die blijvend geschikt en bestemd is voor bewoners met een actuele of toekomstige zorgvraag, waarbij alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer met toilet) zich op dezelfde verdieping bevinden en waarbij deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk zijn."
7.3.    Hoewel de planregels zich strikt genomen niet verzetten tegen reguliere bewoning, ontgaat het de voorzieningenrechter het door [verzoeker] en anderen gemaakte onderscheid tussen zorgwoningen en reguliere woningen. Het is niet aannemelijk dat bewoning door personen met een zorgindicatie in dit geval andere ruimtelijke effecten zou hebben dan reguliere bewoning. Ook is niet aannemelijk dat de leeftijd van toekomstige bewoners hier ruimtelijk relevant zou zijn. Desgevraagd hebben [verzoeker] en anderen hierover toegelicht dat dit met name van belang zou zijn in het kader van parkeren. Maar de voorzieningenrechter kan [verzoeker] en anderen hier niet in volgen, omdat, zoals ook hierna uiteengezet, de raad en het college geen parkeerkencijfers hebben toegepast waarbij de zorgcomponent of leeftijdscomponent een onderscheidend criterium is. Daarom ziet de voorzieningenrechter in wat [verzoeker] en anderen hierover hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat er in de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan. Naar verwachting zullen de besluiten in zoverre in de bodemprocedure stand houden.
8.       [verzoeker] en anderen betogen het plan zal leiden tot onaanvaardbare parkeerhinder. Op grond van artikel 4.4.5 van de planregels dienen minimaal 54 zorgwoningen te worden gerealiseerd als middeldure huurwoning conform het thans geldend beleid "Verordening doelgroepen woningbouw Amstelveen 2018". Zij voeren aan dat deze middeldure huurwoningen identiek zijn aan middeldure koopwoningen en daarom dezelfde parkeerbehoefte hebben. Maar op grond van de Nota Parkeernormen Amstelveen 2021, gelden voor middeldure koopappartementen en middeldure huurappartementen ten onrechte verschillende parkeernormen. Zij stellen dat de nota hiermee ten onrechte afwijkt van CROW-kencijfers. Hierdoor zal er volgens [verzoeker] en anderen een tekort aan parkeerplaatsen ontstaan, met parkeeroverlast in de omgeving als gevolg.
8.1.    De raad en het college stellen dat er overeenkomstig de Nota Parkeernormen Amstelveen 2021 (met rectificatie van bijlage 1 bij de nota) voor een koopappartement in het middensegment, binnen zone C, 1,2 parkeerplaats per woning nodig is. Er worden 56 koopappartementen gerealiseerd. In totaal zijn er 67,2 parkeerplaatsen nodig voor de koopappartementen. Voor een huurappartement geldt een parkeernorm van 0,7. Er worden 57 huurappartementen gerealiseerd waardoor er 39,9 parkeerplaatsen nodig zijn voor die appartementen. In totaal zijn er afgerond 108 parkeerplaatsen nodig voor dit project. Er zijn 88 parkeerplaatsen in de kelder op eigen terrein en er worden ten behoeve van het plan 47 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Dat zijn in totaal 135 parkeerplaatsen. Er wordt ruim voldaan aan de parkeernorm, zo stellen de raad en het college.
8.2.    Gelet op de toelichting van de raad en het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat plan voldoet aan de parkeernormen zoals neergelegd in de Nota Parkeernormen Amstelveen 2021. Dit lijkt door [verzoeker] en anderen ook niet te worden betwist. Zij zeggen dat de nota uitgaat van onjuiste normen, maar de voorzieningenrechter kan hen niet volgen in hun stelling dat wordt afgeweken van CROW-kencijfers. Gelet op de tabel voor middeldure huurappartementen in de relevante CROW-publicatie is het parkeerkencijfer voor zeer sterk stedelijk in de categorie rest van de bebouwde kom minimaal 0,7 en maximaal 1,5 parkeerplaats per woning. Voor schil centrum en centrum ligt dat zelfs lager op respectievelijk 0,6 en 0,5. Met 0,7 hebben de raad en het college voor het minimale kencijfer gekozen in de categorie rest bebouwde kom. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad en het college dit niet zo hebben mogen doen. Hierbij geldt ook voor koopappartementen het daarvoor toepasselijke minimum parkeerkencijfer, te weten 1,2 parkeerplaats per woning, is gehanteerd. De conclusie is dat de besluiten op dit punt naar verwachting in de bodemprocedure in stand zullen blijven.
9.       Verder betogen [verzoeker] en anderen dat realisering van de benodigde parkeerplaatsen niet mogelijk is. Daartoe voeren zij aan dat er parkeerplaatsen zijn voorzien op plaatsen waar ze niet kunnen worden aangelegd. Zo zijn er parkeerplaatsen voorzien ter plaatse van de vijf bestaande parkeerplaatsen van het gezondheidszorgcentrum en op de plek waar overdekte fietsenstallingen staan voor de sneltramhalte Westwijk. Hierdoor is het bestemmingsplan volgens [verzoeker] en anderen niet uitvoerbaar.
9.1.    De raad en het college hebben ter zitting van de voorzieningenrechter toegelicht dat de bestaande fietsenstallingen worden verplaatst in de richting van de sneltramhalte. De vijf bestaande parkeerplaatsen bij het gezondheidszorgcentrum komen te vervallen en worden op een andere plaats weer aangelegd. Die zijn namelijk ingetekend op de bouwtekening in de strook die is aangeduid met de parkeervakken 1 t/m 9. Dit verklaart het verschil van 5 tussen de 52 parkeerplaatsen die zijn ingetekend op de bouwtekening en de 47 parkeerplaatsen die volgens de plantoelichting ten behoeve van het bouwplan op maaiveld in de openbare ruimte worden gerealiseerd.
9.2.    De voorzieningenrechter ziet gelet op de toelichting van de raad en het college geen aanleiding voor het oordeel dat de bestreden besluiten op dit punt niet uitvoerbaar zijn. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat deze besluiten in de bodemprocedure in zoverre geen stand zullen houden.
10.     [verzoeker] en anderen betogen dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan. Zij voeren aan dat de omgevingsvergunning in strijd is met artikel 4.2.1, aanhef en onder a, van de planregels, omdat de gebouwen het bouwvlak overschrijden. Daarnaast overschrijden de balkons het bestemmingsvlak.
10.1.  De raad en het college stellen zich op het standpunt dat het bouwwerk voldoet aan artikel 4.2.1, onder a, van de planregels, omdat het binnen het bouwvlak is voorzien. De balkons voldoen aan artikel 7.1, onder a en b, van de planregels. De balkons mogen buiten de bestemmingsgrenzen worden gerealiseerd onder voorwaarden zoals niet dieper dan 2,5 m en indien een balkon boven een stoep hangt, zoals in dit plan aan de west- en noordgevel is vergund, dient deze een vrije hoogte van minimaal 2,20 m te hebben. Volgens de raad en het college voldoen de aangevraagde balkons hieraan.
10.2.  De voorzieningenrechter ziet in de bouwtekeningen geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gebouwen buiten het bouwvlak zijn voorzien. Evenmin hebben [verzoeker] en anderen aannemelijk gemaakt dat de vergunde balkons niet voldoen aan de toegelaten overschrijdingen die zijn neergelegd in de algemene bouwregels van artikel 7.1 van de planregels. In zoverre is dus niet gebleken dat de omgevingsvergunning afwijkt van het bestemmingsplan. Dit betekent dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning naar verwachting in de bodemprocedure in stand zal blijven.
11.     Ter zitting van de voorzieningenrechter hebben [verzoeker] en anderen nog de beroepsgrond ingediend dat er gelet op de formulering van artikel 4.2.1, onder d, van de planregels eigenlijk maximaal 113 zorgwoningen mogen worden gerealiseerd in elk van de blokken. Zij hadden bij voorkeur gezien dat in de planregels per bouwvlak het aantal zorgwoningen was gemaximeerd.
11.1.  De voorzieningenrechter stelt vast dat in dit geval sprake is van een bestemmingsplan als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3.1, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw). Gelet hierop is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het plan. Er worden immers meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied gebouwd. In artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Omdat deze beroepsgrond buiten de beroepstermijn is aangevoerd verwacht de voorzieningenrechter dat deze beroepsgrond in de bodemprocedure buiten beschouwing zal worden gelaten.
Conclusie
12.     De voorzieningenrechter wijst het verzoek van [verzoeker] en anderen om een voorlopige voorziening te treffen af.
13.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Janse, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Janse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2024
855