ECLI:NL:RVS:2024:2150

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
202402369/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitlevering aan Moldavië

Op 21 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 7 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 16 april 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij op grond van de Uitleveringswet aan de Moldavische autoriteiten zou worden overgedragen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de vreemdeling naar verwachting op 22 mei 2024 zou worden overgedragen. Echter, de rechter oordeelde dat het hoger beroep van de vreemdeling betrekking had op de afwijzing van de verblijfsvergunning en niet op de vraag van de uitlevering. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. A.J.C. de Moor-van Vugt als voorzieningenrechter en mr. M.W. Schippers als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202402369/2/V3.
Datum uitspraak: 21 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 16 april 2024 in zaak nr. NL23.20348 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 16 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Met zijn verzoek wil de vreemdeling voorkomen dat hij op grond van de Uitleveringswet aan de Moldavische autoriteiten wordt overgedragen.
2.       De vreemdeling wordt naar verwachting op 22 mei 2024 overgedragen. De voorzieningsrechter verbiedt die overdracht niet. Het door de vreemdeling ingestelde hoger beroep gaat namelijk over het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris de vreemdeling de gevraagde verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd mag weigeren. Dit staat los van de vraag of de vreemdeling op grond van de Uitleveringswet aan de Moldavische autoriteiten mag worden overgedragen. Daarom treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024
873