ECLI:NL:RVS:2024:2150
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitlevering aan Moldavië
Op 21 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 7 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 16 april 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij op grond van de Uitleveringswet aan de Moldavische autoriteiten zou worden overgedragen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de vreemdeling naar verwachting op 22 mei 2024 zou worden overgedragen. Echter, de rechter oordeelde dat het hoger beroep van de vreemdeling betrekking had op de afwijzing van de verblijfsvergunning en niet op de vraag van de uitlevering. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. A.J.C. de Moor-van Vugt als voorzieningenrechter en mr. M.W. Schippers als griffier aanwezig waren.