ECLI:NL:RVS:2024:2087
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag verblijfsvergunning
Op 15 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 26 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 3 mei 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P. van Mulken, stelde hoger beroep in en vroeg tevens om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor waren dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 15 mei 2024, en is daarmee een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechtsbescherming van de vreemdeling in deze specifieke zaak niet werd gehonoreerd.