ECLI:NL:RVS:2024:2049

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
202303053/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek voor activiteiten op herontwikkelingslocatie in Goirle

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 31 maart 2023 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Goirle van een handhavend verzoek van [appellant] op 9 november 2021. [appellant], wonend tegenover de voormalige bedrijfslocatie van Van Besouw in Goirle, stelde dat de werkzaamheden die uitgevoerd worden in het kader van de herontwikkeling van het terrein niet passen bij de bedrijfsbestemming die het terrein op dat moment nog had. Hij voerde aan dat er geen vergunning was aangevraagd voor het maken van bouwputten en de aanleg van een ontsluitingsweg.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 mei 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de activiteiten op het bouwterrein, zoals de aanleg van rioolputten en bouwputten, niet in strijd zijn met de bedrijfsbestemming, omdat de locatie inmiddels is bestemd tot 'Woongebied' door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Zuidrand Goirle, locatie Van Besouw fase 2'. Dit bestemmingsplan is op 4 oktober 2022 vastgesteld en staat in rechte vast. De Afdeling concludeert dat er geen overtreding meer is, omdat de bouwactiviteiten voor de realisering van woningen en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan volgens de planregels.

Daarnaast heeft de Afdeling het betoog van [appellant] verworpen dat voor de aanleg van de ontsluitingsweg en het maken van bouwputten omgevingsvergunningen nodig zijn. De rechtbank had gemotiveerd op deze gronden ingegaan en [appellant] heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de beoordeling van de rechtbank zouden ondermijnen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202303053/1/R2.
Datum uitspraak: 15 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Goirle,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant van 31 maart 2023 in zaak nr. 22/2611 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Goirle
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2021 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen activiteiten op het [terrein] in Goirle afgewezen.
Bij besluit van 25 april 2022 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde bezwaar gegrond verklaard, de motivering van het besluit 9 november 2021 gedeeltelijk herroepen en de motivering van dat besluit aangevuld.
Bij uitspraak van 31 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Nederlandse Bouw Unie B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 22 juli 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       [appellant] woont tegenover de voormalige bedrijfslocatie van [bedrijf] in Goirle. De locatie wordt herontwikkeld tot een nieuwe woonwijk. In de fase van het bouwrijp maken van de locatie heeft [appellant] een verzoek om handhaving ingediend bij het college. Volgens hem worden er in het kader van het bouwrijp maken werkzaamheden uitgevoerd die niet passen bij de bedrijfsbestemming die het terrein op dat moment nog had. Ook is er ten onrechte geen vergunning aangevraagd voor het maken van bouwputten en de aanleg van een ontsluitingsweg.
Bedrijfsbestemming
3.       De Afdeling gaat niet in op het betoog van [appellant] dat de activiteiten en materialen op het bouwterrein voor de aanleg van de woonwijk, zoals rioolputten, een zandberg, het maken van bouwputten en de aanleg van een ontsluitingsweg, in strijd zijn met de bedrijfsbestemming. De locatie is immers inmiddels bestemd tot "Woongebied" als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, locatie [bedrijf] fase 2", zoals vastgesteld door de raad van Goirle op 4 oktober 2022. Dat plan staat nu ook in rechte vast (zie de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:942). Ook als [appellant] gelijk zou hebben dat door hem genoemde activiteiten in strijd waren met de destijds geldende bedrijfsbestemming, dan zou dit nu niet meer tot handhavend optreden van het college kunnen leiden. Daarvoor is immers nodig dat er ook nu nog sprake is van een overtreding. Dat is niet het geval, omdat bouwactiviteiten ten behoeve van de realisering van woningen en de aanleg van verkeersvoorzieningen zijn toegestaan volgens artikel 4.2.1 in samenhang met artikel 4.1.1 van de planregels van het inmiddels in werking getreden en onherroepelijke bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, locatie [bedrijf], fase 2".
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk
4.       [appellant] betoogt daarnaast tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor de aanleg van de ontsluitingsweg en het maken van bouwputten geen omgevingsvergunningen nodig zijn. De gronden die [appellant] daarover heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank daarover.
4.1.    Daaraan voegt de Afdeling toe dat de rechtbank terecht de regels in de APV van Goirle niet bij haar oordeel heeft betrokken. Het handhavingsverzoek van [appellant] ging namelijk over werkzaamheden op het terrein in strijd met artikel 2.1 van de Wabo en artikel 7.5.1 en 10.1 van de planregels van het voorheen geldende bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, locatie [bedrijf]", zoals vastgesteld door de raad van Goirle op 1 september 2020. De reikwijdte van een handhavingsverzoek kan na het besluit daarop niet meer worden uitgebreid. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:712, onder 5.1.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2024
638