202400515/2/R2.
Datum uitspraak: 16 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Gilze en Rijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte Bolberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben voor zover hier van belang [verzoekers] beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Ruimte voor Ruimte CV heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 mei 2024, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door R. Krol, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Ruimte voor Ruimte CV, vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te Tilburg, en [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 20 november 2023 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
Inleiding
2. De aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte Bolberg" is de wens om rond de Bolberg in Gilze vier intensieve veehouderijen te saneren en te herontwikkelen tot woningbouwlocaties. Het plan maakt op 5 verschillende locaties aan de Alphensebaan en de Versterstraat woningbouw mogelijk.
Verzoekers wonen aan de [locatie], vlakbij de planlocatie Alphensebaan 54-56 (hierna locatie 1) en de planlocatie tegenover Alphensebaan 36 (hierna locatie 1A). Zij vrezen onder meer dat de openheid van het landschap als gevolg van het plan verloren gaat. Volgens verzoekers is de in het plan voor deze locaties voorziene lintbebouwing in strijd met de gemeentelijke structuurvisie, op grond waarvan erfbebouwing het uitgangspunt is. Zij hebben daarom beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan en gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst voor zover het de locaties 1 en 1A betreft.
Conclusie
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor de verwachting dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Dit oordeel is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Structuurvisie
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestemmingsplan voor locatie 1 voorziet in drie nieuwe ruimte-voor-ruimte woningen en voor locatie 1A in één nieuwe ruimte-voor-ruimte woning in de vorm van lintbebouwing. Locatie 1 is in de structuurvisie als erf aangeduid. Locatie 1A is niet als zodanig aangeduid. In de structuurvisie staan zogenoemde bouwstenen voor de herontwikkeling van erven. Uitgangspunt daarbij is dat een herontwikkeling is geïnspireerd op het boerenerf, waarbij de woningen worden geordend rondom een verhard erf. De raad heeft toegelicht dat het vertrekpunt voor de beoogde ontwikkeling de ervenbenadering is geweest, maar dat een inpassing in de vorm van lintbebouwing in dit geval passender is bevonden. In dat verband heeft de raad toegelicht dat in de directe omgeving van de locaties 1 en 1A al sprake is van lintbebouwing en dat de zichtbaarheid van het landschap op locatie 1 meer gediend is bij bebouwing in het lint dan bij erfbebouwing. Doordat de bestaande stallen worden afgebroken en de woningen aan het lint worden gestructureerd, vindt er namelijk geen dubbele bebouwing plaats, waardoor de openheid van het achterliggende landschap wordt hersteld en behouden blijft. Verder heeft de raad toegelicht dat om de intensieve veehouderij aan de Alphensebaan 54-56 te kunnen beëindigen, daarvoor minimaal vier woningen in de plaats moesten komen. Op locatie 1 kunnen, gelet op de omvang van die locatie, maximaal drie nieuwe ruimte-voor-ruimte woningen in het lint worden gerealiseerd. Voor de vierde woning is locatie 1A geschikt bevonden, omdat de ontwikkeling van een woning op deze locatie aansluit bij de bestaande lintbebouwing. Gelet hierop heeft de raad voldoende onderbouwd waarom in dit geval wordt afgeweken van de uitgangspunten van de structuurvisie.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Engelen, griffier.
w.g. Venema
voorzieningenrechter
w.g. Van Engelen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2024
842