ECLI:NL:RVS:2024:198
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 13 mei 2020, een aanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 16 maart 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. G. van Reemst, advocaat te Utrecht.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de gevolgen van een eerder arrest voor het beleid van de staatssecretaris. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht had gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de politieke overtuiging van de vreemdeling en de daaruit voortvloeiende vrees voor vervolging plaatsvond. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.