ECLI:NL:RVS:2024:194
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
Op 22 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 18 september 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 18 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep klaagde de vreemdeling dat de rechtbank te lang had gewacht met het doen van uitspraak, wat in strijd zou zijn met artikel 5, vierde lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de bewaring op 29 september 2023 was opgeheven, en dat artikel 5, vierde lid, van het EVRM alleen verplicht tot een spoedige beslissing als de bewaring voortduurt. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde.
De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.