202305797/1/V1.
Datum uitspraak: 8 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 1 september 2023 in zaak nr. NL23.8783 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 20 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling heeft de gelegenheid gekregen om daarop te reageren, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Overwegingen
Inleiding
1. De vreemdeling heeft de Russische nationaliteit. De Russische autoriteiten hebben hem op medische gronden vrijgesteld van de dienstplicht. Op 22 september 2022 heeft president Poetin een ‘gedeeltelijke mobilisatie’ aangekondigd in verband met de invasie in Oekraïne. Naar aanleiding daarvan is de vreemdeling naar Nederland gevlucht en heeft hij hier asiel aangevraagd. Omdat de vreemdeling pacifist is en familie in Oekraïne heeft, wil hij niet meevechten in de oorlog tegen Oekraïne. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar Rusland gedwongen moet meevechten in die oorlog of, als hij dat weigert, een boete of gevangenisstraf zal krijgen.
1.1. De staatssecretaris heeft geloofwaardig geacht dat de vreemdeling oproepbaar is voor de mobilisatie. Hij heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat de vreemdeling volgens hem niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Russische autoriteiten hem daadwerkelijk zullen oproepen. Daarbij heeft de staatssecretaris van belang geacht dat de Russische minister van Defensie op 28 oktober 2022 heeft aangekondigd dat de mobilisatie is afgerond en de Russische autoriteiten heeft opgedragen de mobilisatiewerkzaamheden vanaf 31 oktober 2022 te stoppen. Ook in een mogelijk nieuwe mobilisatieronde heeft de staatssecretaris geen aanleiding gezien om de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen, omdat dit volgens hem een onzekere toekomstige gebeurtenis is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem zullen oproepen in het kader van de mobilisatie. Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris zijn standpunt hoofdzakelijk gebaseerd op uitlatingen van de Russische minister van Defensie, terwijl president Poetin het mobilisatiedecreet nooit formeel heeft ingetrokken. In het licht daarvan en gelet op de aard, duur en omvang van de oorlog tegen Oekraïne had de staatssecretaris nader moeten motiveren waarom de vreemdeling bij terugkeer naar Rusland in de nabije toekomst geen reëel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem alsnog zullen oproepen in het kader van de mobilisatie, aldus de rechtbank.
2.1. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat uit het algemeen ambtsbericht Russische Federatie van de minister van Buitenlandse Zaken van maart 2023 (hierna: het ambtsbericht) blijkt dat de Russische autoriteiten ook na 28 oktober 2022 nog reservisten hebben opgeroepen en ingezet voor de oorlog tegen Oekraïne. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris ondeugdelijk gemotiveerd dat de Russische autoriteiten nog slechts in incidentele gevallen reservisten hebben opgeroepen, omdat het ambtsbericht daarover een diffuus beeld schetst. De rechtbank heeft verder van belang geacht dat uit het ambtsbericht blijkt dat de Russische autoriteiten ook personen met gezondheidsklachten hebben opgeroepen en dat de vreemdeling bij terugkeer naar Rusland mogelijk in de negatieve belangstelling van de autoriteiten komt te staan, omdat hij Rusland tijdens de eerste mobilisatiegolf heeft verlaten.
Hoger beroep
3. De staatssecretaris richt twee grieven tegen de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank.
4. In zijn eerste grief voert de staatssecretaris onder verwijzing naar Werkinstructie 2014/10 aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling gelet op de informatie uit het ambtsbericht niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn individuele geval heeft te vrezen dat de Russische autoriteiten hem in het kader van de mobilisatie zullen oproepen. Dat de Russische autoriteiten tijdens de eerste mobilisatieronde ook personen met gezondheidsklachten hebben opgeroepen, betekent volgens de staatssecretaris niet zonder meer dat ook de vreemdeling daarvoor heeft te vrezen. Verder voert de staatssecretaris aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland in de negatieve belangstellig van de Russische autoriteiten komt te staan.
4.1. In het nader stuk zet de staatssecretaris desgevraagd uiteen dat hij asielaanvragen van vreemdelingen die vrezen voor een oproep in het kader van de Russische mobilisatie beoordeelt aan de hand van het beoordelingskader voor dienstweigeraars en deserteurs, uitgewerkt in paragraaf C2/3.2 van de Vc 2000. De staatssecretaris beoordeelt allereerst of een vreemdeling, omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan een mobilisatieoproep, gegronde vrees heeft voor vervolging of bestraffing. Heeft een vreemdeling aannemelijk gemaakt dat de Russische autoriteiten hem zullen oproepen of hebben opgeroepen voor de mobilisatie en hem zullen inzetten of hebben ingezet in de oorlog tegen Oekraïne, dan gaat de staatssecretaris ervan uit dat er een zeer grote kans is dat die vreemdeling oorlogsmisdrijven zal begaan of daar onmisbare ondersteuning aan biedt. In dat geval moet een vreemdeling volgens de staatssecretaris alleen nog aannemelijk maken dat hij geen andere optie heeft dan dienstweigering om te voorkomen dat hij deelneemt aan die oorlogsmisdrijven. De staatssecretaris merkt in dat verband op dat uit het ambtsbericht blijkt dat dienstplichtigen met gewetensbezwaren in Rusland recht hebben op alternatieve dienstplicht, maar dat dit recht in de praktijk moeilijk toegankelijk is. Volgens de staatssecretaris blijkt uit het ambtsbericht verder dat gemobiliseerden geen recht hebben op alternatieve dienstplicht.
4.2. De Afdeling stelt vast dat de vreemdeling geen mobilisatieoproep heeft ontvangen en dat partijen het erover eens zijn dat de Russische autoriteiten de vreemdeling mogelijk kunnen oproepen in het kader van de mobilisatie. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem daadwerkelijk zullen oproepen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de vreemdeling dat niet aannemelijk gemaakt en klaagt de staatssecretaris terecht over het oordeel van de rechtbank dat hij zijn standpunt op dit punt ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Hierna legt de Afdeling uit hoe zij tot dit oordeel komt. Met het oog op de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling en de rechtsbescherming in algemene zin betrekt de Afdeling bij dit oordeel ook informatie waarop de staatssecretaris een beroep heeft gedaan die dateert van na de uitspraak van de rechtbank. Het gaat daarbij om het hieronder besproken rapport van het European Union Agency for Asylum van 3 oktober 2023, ‘Major developments in the Russian Federation in relation to military service’, over militaire dienstplicht in Rusland (hierna: het EUAA-rapport).
4.3. In het ambtsbericht staat dat de Russische autoriteiten met de mobilisatie beoogden om 300.000 extra militairen met relevante militaire ervaring in te zetten. De krant ‘Novaja Gazeta’ schat het totale aantal reservisten in Rusland op 25 miljoen, aldus het ambtsbericht. Het ambtsbericht beschrijft dat er verschillende categorieën reservisten zijn en dat alleen de eerste categorie, waaronder circa 5,5 miljoen Russen vallen, oproepbaar was voor de mobilisatie in september 2022.
4.4. Weliswaar blijkt uit het ambtsbericht dat de Russische autoriteiten ook na 28 oktober 2022 nog reservisten hebben opgeroepen in het kader van de mobilisatie, maar naar het oordeel van de Afdeling betekent dat niet zonder meer dat de vreemdeling bij terugkeer naar Rusland daarom een reëel risico loopt dat de Russische autoriteiten ook hem zullen oproepen. Uit het ambtsbericht volgt namelijk ook dat de mobilisatieoproepen na 28 oktober 2022 niet op een dusdanige schaal plaatsvinden dat het overgrote deel van de Russische reservisten daadwerkelijk zo’n oproep krijgt.
4.5. In het nader stuk verwijst de staatssecretaris naar het EUAA-rapport. Uit het EUAA-rapport komt naar het oordeel van de Afdeling een soortgelijk beeld naar voren als uit het ambtsbericht. In het EUAA-rapport staat namelijk dat de Russische autoriteiten weliswaar nog reservisten hebben opgeroepen, maar dat dit hoofdzakelijk gebeurde om gegevens te controleren en bij te werken. Uit het EUAA-rapport blijkt wel dat de Russische autoriteiten in dat soort gevallen soms subtiele druk hebben uitgeoefend om de betrokkene alsnog een contract te laten ondertekenen om het leger in te gaan, maar dat hiervan slechts een beperkt aantal gevallen bekend is. Daarnaast staat in het EUAA-rapport dat lokale autoriteiten zijn begonnen met uitgebreide reclamecampagnes om mannen aan te sporen om een contract te ondertekenen om het leger in te gaan. De krant ‘Novaja Gazeta’ berichtte dat het Russische Ministerie van Defensie ernaar streefde om ruim 500.000 van zulke contractmilitairen te rekruteren ter vervanging van de gemobiliseerde Russen die in Oekraïne vechten, aldus het EUAA-rapport.
4.6. Dat uit het ambtsbericht verder volgt dat de Russische autoriteiten ook mannen die eerder om gezondheidsredenen waren vrijgesteld van militaire dienst hebben opgeroepen, leidt niet tot een ander oordeel. Uit het ambtsbericht blijkt namelijk niet dat het om meer dan incidentele gevallen is gegaan. Verder blijkt uit het EUAA-rapport niet dat de Russische autoriteiten later opnieuw mannen die om gezondheidsredenen waren vrijgesteld van militaire dienst, toch hebben opgeroepen.
4.7. De vreemdeling heeft daarnaast geen individuele omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat juist hij een reëel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem daadwerkelijk zullen oproepen in het kader van de mobilisatie. Bovendien heeft hij verklaard dat hij geen mobilisatieoproep heeft ontvangen. Dat de vreemdeling preventief is gevlucht, omdat Russen die een mobilisatieoproep hebben ontvangen het land niet mogen verlaten, maakt dit niet anders. Zoals de Afdeling namelijk hiervoor heeft overwogen, blijkt uit het ambtsbericht, gelezen in samenhang met het EUAA-rapport, niet dat het overgrote deel van de Russische reservisten heeft te vrezen voor een daadwerkelijke mobilisatieoproep. In het midden kan blijven of de vreemdeling wegens zijn vrijstelling van de dienstplicht een reservist is.
4.8. De staatssecretaris klaagt verder terecht over het oordeel van de rechtbank dat de vreemdeling bij eventuele terugkeer naar Rusland mogelijk in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten komt te staan. Zoals de rechtbank heeft overwogen, staat in het ambtsbericht dat onbekend is of er groepen zijn die een verhoogd risico lopen op problemen bij terugkeer naar Rusland. Ook staat in het ambtsbericht dat de politieke retoriek vooral na de mobilisatie steeds feller is gekeerd tegen Russen die het land zijn ontvlucht. Dit rechtvaardigt echter niet het oordeel van de rechtbank. Zoals de staatssecretaris namelijk terecht aanvoert, is geen informatie bekend waaruit blijkt dat de Russische autoriteiten daadwerkelijk maatregelen treffen tegen inwoners die Rusland tijdens de eerste mobilisatiegolf hebben verlaten.
4.9. Zulke informatie blijkt ook niet uit het EUAA-rapport. Wel blijkt uit het EUAA-rapport dat Russen die een mobilisatieoproep hebben ontvangen en vervolgens weigeren het leger in te gaan, een boete van maximaal 3.000 roebel - omgerekend ongeveer € 30,00 - kunnen krijgen. In het EUAA-rapport staat echter dat er geen veroordelingen bekend zijn van Russen die hebben geprobeerd de mobilisatie te ontduiken. Wel is volgens het EUAA-rapport een voorbeeld bekend van een man die door de Russische autoriteiten is gearresteerd, omdat hij zich niet had gemeld bij een militair rekruteringsbureau, maar de openbaar aanklager is niet tot vervolging overgegaan. Bovendien blijkt uit het EUAA-rapport dat de Doema, het Russische parlement, een wetsvoorstel om de straf voor het ontduiken van de mobilisatie te verhogen vooralsnog niet in behandeling heeft genomen.
4.10. De vreemdeling heeft geen informatie overgelegd die een ander beeld schetst. Bovendien heeft hij Rusland legaal verlaten en heeft hij verklaard dat hij bij zijn uitreis geen problemen heeft ondervonden. Los daarvan is in dit geval niet de situatie aan de orde waarin de vreemdeling geen gehoor heeft gegeven aan een mobilisatieoproep, omdat hij geen mobilisatieoproep heeft ontvangen. Gelet op de beschikbare informatie over de situatie in Rusland zijn er op dit moment geen aanknopingspunten dat de vreemdeling bij terugkeer naar Rusland in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten zal staan.
4.11. De grief slaagt.
5. In zijn tweede grief voert de staatssecretaris terecht aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een eventuele nieuwe mobilisatieronde een onzekere toekomstige gebeurtenis is, waarmee hij in het besluit geen rekening kon houden. Onduidelijk is namelijk of er een nieuwe officiële mobilisatieronde komt en, zo ja, wat de omvang daarvan zal zijn, welke criteria de Russische autoriteiten zullen hanteren bij het oproepen van reservisten, of de vreemdeling onder die criteria zal vallen en of de Russische autoriteiten hem dan wél zullen oproepen. Met die stand van zaken is een mogelijk nieuwe mobilisatieronde onvoldoende voor het aannemen van een reëel risico op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
5.1. De grief slaagt.
Conclusie
6. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 1 september 2023 in zaak nr. NL23.8783;
III. verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024
941