ECLI:NL:RVS:2024:1930
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet in behandeling nemen van verblijfsvergunning aanvraag
Op 7 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 januari 2024 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 25 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vergt, mede in het licht van een recent arrest van het Hof van Justitie van 29 februari 2024, dat betrekking heeft op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gezien deze omstandigheden besloot de voorzieningenrechter om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in afwachting van een definitieve uitspraak in hun hoger beroep.