ECLI:NL:RVS:2024:1929
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning
Op 7 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 28 februari 2024 niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.M. De Houwer-van Wijk, had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 17 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling ging in hoger beroep en verzocht tevens om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechter stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien was de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.