202207334/1/R2.
Datum uitspraak: 1 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in [woonplaats],
2. Faelijne B.V., gevestigd in Venray,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Venray,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Patersstraat 1-3 Venray" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Faelijne B.V. beroep ingesteld.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 18 maart 2024, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], Faelijne B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Godsschalk, zijn verschenen. Verder zijn op zitting [partij A] en [partij B] als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan "Patersstraat 1-3 Venray" is op 21 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 24 appartementen mogelijk aan Patersstraat 1-3 waar eerder een postkantoor stond. Dat kon onder het vorige bestemmingsplan "Centrum Venray" niet. Toen gold in dat gebied de bestemming "Centrum - Kernwinkelgebied" en waren er geen appartementen toegestaan.
2.1. [appellant sub 1] is eigenaar van het pand met haar bloemenwinkel aan de [locatie] naast het plangebied. Zij vreest dat het beoogde appartementencomplex een inbreuk op haar privacy zal maken, omdat het bouwplan voorziet in balkons vlakbij de ramen van haar pand, haar pand vanuit de Grotestraat daardoor minder zichtbaar wordt en de bezorging van verse producten in haar bloemenwinkel door toenemende verkeersdrukte in de Poststraat zal worden gehinderd.
2.2. Faelijne B.V. exploiteert de horecagelegenheid "De Stad" aan de Grotestraat 107 schuin tegenover het plangebied. Hij vreest dat het appartementencomplex de lichtinval van zijn horecagelegenheid met terras zal verslechteren en stelt dat de omvang van het appartementencomplex niet in de omgeving past. Ook vreest hij dat toekomstige bewoners van de beoogde appartementen gaan klagen over geluidsoverlast uit zijn horecagelegenheid.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Omgevingsprogramma Wonen
4. Faelijne B.V. en [appellant sub 1] betogen dat het bestemmingsplan niet voldoet aan het gemeentelijke beleid in het Omgevingsprogramma Wonen. Daarover voeren zij aan dat daarin staat dat er vooral behoefte is aan goedkopere en middeldure woningen, terwijl de beoogde appartementen binnen het middeldure en dure segment vallen. Het argument dat er in de huidige markt overal vraag naar is, is volgens hen geen goede redenering. Verder lijkt het erop dat voor duurdere woningen is gekozen, omdat het plan anders financieel niet haalbaar is.
5. De raad mag afwijken van het beleid in het Omgevingsprogramma Wonen, mits de raad dat deugdelijk motiveert. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dat hier gedaan. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat het om een krappe locatie in het centrum gaat en dat het kostentechnisch niet haalbaar was om goedkopere woningen op deze locatie te realiseren. Ook heeft de raad toegelicht dat de uitgangspunten uit het Omgevingsprogramma niet per bestemmingsplan moet worden bekeken, maar per gemeentelijke kern. Faelijne B.V. en [appellant sub 1] hebben niet aangevoerd waarom deze afweging van de raad niet goed is geweest.
Het betoog slaagt niet.
Stedenbouwkundige inpassing
6. Faelijne B.V. en [appellant sub 1] betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het bebouwing mogelijk maakt die niet passend is in de omgeving van het plangebied. Daarover voeren zij aan dat op basis van het bestemmingsplan de bebouwing veel te massaal kan worden. Bovendien brengt het bestemmingsplan volgens hen rechtsonzekerheid mee, omdat er geen duidelijkheid is over wat effectief de maximale hoogte wordt. In het "Omgevingsplan Centrum Venray" zijn namelijk alleen maar indicatieve maximale goot- en bouwhoogten opgenomen, zodat het appartementencomplex nog hoger kan worden dan het bestemmingsplan toestaat.
6.1. [appellant sub 1] betoogt daarnaast dat het bestemmingsplan ook in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de balkons buiten het bouwvlak komen te liggen. Hierdoor kan er een gebouw worden gebouwd dat het zicht op hun naastliggende gebouw ontneemt.
6.2. Allereerst brengt het bestemmingsplan naar het oordeel van de Afdeling geen rechtsonzekerheid met zich. Het "Omgevingsplan Centrum Venray" is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte en is het vorige bestemmingsplan dat gold in het plangebied. Dat omgevingsplan is voor het gebied waar het in deze zaak over gaat, vervangen door het nieuw vastgestelde bestemmingsplan. Dat omgevingsplan geldt daarom niet meer voor het plangebied van het nieuw vastgestelde bestemmingsplan.
6.3. Daarnaast heeft de raad beleidsruimte voor de beoordeling of bebouwing stedenbouwkundig inpasbaar is. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad gegeven die beleidsruimte goed gemotiveerd waarom de toegestane bebouwing - en dan met name de hoogte - past in de omgeving. De raad heeft voor de bouwhoogtes in zowel de Poststraat en de Patersstraat aansluiting mogen zoeken bij de omgeving en vergelijkbare aanloopstraten van het centrum in Venray. Op de hoek is een maximale hoogte van 17 meter toegestaan en daarnaast zijn er delen met maximale hoogtes van 15, 14 en 12 meter. Daar waar nodig is een bovenste bouwlaag vormgegeven in een duidelijke zogenoemde ‘setback’, waardoor deze vanuit de straat niet zichtbaar is. Daarmee wordt volgens de raad gezorgd voor een overgang die stedenbouwkundig goed aansluit.
6.4. Over het betoog of balkons buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, overweegt de Afdeling als volgt. Uit artikel 3.2.2, aanhef en onder a, van de planregels volgt dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uit artikel 2.10 van de planregels volgt dat dit niet geldt voor ondergeschikte bouwdelen van zo’n hoofdbouw. De raad heeft op de zitting toegelicht dat de balkons geen ondergeschikte bouwdelen zijn in de zin van dat artikel. Dat betekent dat eventuele balkons binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd.
Het betoog slaagt niet.
Schaduwstudie
7. Faelijne B.V. en [appellant sub 1] betogen dat de schaduwstudie die de raad aan de vaststelling van het bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegd, onzorgvuldig is. Hierbij betogen zij dat de schaduwstudie geen goed beeld geeft van de situatie. Onduidelijk is over welke afstanden is gemeten en van welke hoogte is uitgegaan. Daarnaast is de schaduwstudie te beperkt uitgevoerd, omdat die alleen betrekking heeft op het tijdvak van 11:00 uur tot 18:00 uur.
7.1. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling terecht geen reden gezien voor twijfel aan de juistheid van de schaduwstudie. De schaduwstudie is uitgevoerd door een architectenbureau en zij hebben hiervoor de afstanden en bouwhoogtes in een computermodel ingevoerd. Dat Faelijne B.V. en [appellant sub 1] vinden dat de weg te breed oogt, is geen concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid van de studie. Ook is er geen reden om die schaduwstudie te beperkt te achten. De verschillende momenten in het jaar en de tijden geven een goed beeld van hoe de schaduw zal vallen. En door de logische draaiing van de zon valt daar ook uit af te leiden hoe de schaduw vóór 11.00 uur en ná 18.00 uur valt.
Het betoog slaagt niet.
Verkeersdruk
8. [appellant sub 1] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de verkeersdruk in de Poststraat te veel toeneemt door het plan. Hierdoor wordt het laden en lossen bij haar bloemenzaak belemmerd.
8.1. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan op dit punt niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is en dat de verkeersdruk aanvaardbaar blijft. De weg waar de uitrit van de parkeergarage op uitkomt, is volgens de raad breed genoeg voor de verkeersbewegingen. Op de zitting heeft [appellant sub 1] ook erkend dat mogelijke problemen bij de inrit van de parkeergarage van het toekomstige appartementencomplex kan worden voorkomen door maatregelen, zoals een stoplichtconstructie.
Het betoog slaagt niet.
Klachten omgeving
9. Faelijne B.V. vreest voor klachten over geluidsoverlast door de horecagelegenheid door de toekomstige bewoners van het appartementencomplex. Zij wijst daarbij ook op mogelijk geluidsoverlast van het laden en lossen.
9.1. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling goed gemotiveerd dat de beide functies van horeca en wonen naast elkaar passen. Daarbij heeft hij van belang mogen achten dat het plangebied in een centrumgebied ligt met diverse functies. De raad heeft in paragraaf 4.1.5 van de plantoelichting toegelicht dat wordt uitgegaan van ‘functiemenging’ uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, waarbij de raad met dit bestemmingsplan is aangesloten. Faelijne B.V. heeft een milieucategorie A en dat is toelaatbaar in een gebied met functiemenging. Verder gaat het bestemmingsplan niet over de situatie van laden en lossen voor functies in het centrumgebied; het bestemmingsplan voorziet alleen in een woonbestemming voor de beoogde nieuwe woonbebouwing. De Afdeling begrijpt dat nieuwe ontwikkelingen onzekerheid en angst voor klachten mee kunnen brengen, maar dit is geen reden om te oordelen dat het standpunt van de raad niet klopt.
Het betoog slaagt niet.
Privacy
10. [appellant sub 1] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat haar privacy wordt aangetast. Zij wijst daarbij op de uitstekende balkons aan de voorzijde en inkijk op haar dakterras.
10.1. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat het woon-, leef- en ondernemersklimaat van [appellant sub 1] niet onaanvaardbaar wordt aangetast door het bestemmingsplan. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat het gaat om een centrumgebied en dat er geen recht op een ongewijzigd uitzicht bestaat. Zoals hiervoor is overwogen onder 6.4, mogen de balkons niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. Dat betekent dat de balkons niet zullen uitsteken, zoals [appellant sub 1] vreest. De raad heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat de balkons geen privaatrechtelijke belemmering zullen geven. De Afdeling realiseert zich dat een nieuw appartementencomplex direct naast de bloemenzaak gevolgen zal hebben voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1], maar dat maakt niet dat de raad deze gevolgen ook onaanvaardbaar had moeten achten.
Het betoog slaagt niet.
Overige betogen
11. De overige beroepsgronden over de omgevingsdialoog, de terinzagelegging op het gemeentehuis en het inspreken bij de commissievergadering geven geen aanleiding voor de conclusie dat het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan gebreken bevat.
Conclusie
12. De beroepen zijn ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024
638-1079