ECLI:NL:RVS:2024:1816

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
202205880/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om extra uren rechtsbijstand in asielprocedure

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 augustus 2022 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. [appellante] had eerder een verzoek ingediend bij de raad voor rechtsbijstand om 16 extra uren voor rechtsbijstand aan [naam] ten behoeve van de behandeling van een asielaanvraag. Dit verzoek werd afgewezen op 14 december 2020, en het bezwaar daartegen werd op 25 maart 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de raad beoordelingsruimte heeft en dat het beleid van de raad niet onredelijk is. De rechtbank concludeerde dat de door [appellante] geschetste feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat het ging om een juridisch of feitelijk complexe zaak. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 heeft de Afdeling de zaak behandeld, waarbij [appellante] en de raad vertegenwoordigd door mr. M. Doets aanwezig waren. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door [appellante] aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de complexiteit van de zaak aan te tonen. De Afdeling benadrukte dat de bewerkelijkheid van een asielzaak objectief moet worden vastgesteld en dat de werkzaamheden die [appellante] heeft verricht niet als uitzonderlijk kunnen worden beschouwd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

202205880/1/A2.
Datum uitspraak: 1 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], kantoorhoudend te Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 augustus 2022 in zaak nr. 21/3321 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2020 heeft de raad het verzoek van [appellante] om toekenning van extra uren voor rechtsbijstand aan [naam] afgewezen.
Bij besluit van 25 maart 2021 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 augustus 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2024, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De relevante wettelijke bepalingen en beleidsregels zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       Bij formulier van 9 november 2020 heeft [appellante] de raad verzocht om 16 extra uren voor de toegevoegde rechtsbijstand aan [naam] ten behoeve van de behandeling van een asielaanvraag. [appellante] heeft, ter toelichting van dit verzoek, onder meer te kennen gegeven dat zij [naam] haar asielverhaal heeft laten opschrijven in het kader van een schriftelijk verhoor. Dit asielverhaal en de overige bewijsstukken, die [appellante] heeft verzameld en heeft laten vertalen, heeft zij naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst gestuurd voordat [naam] gehoord zou worden. [appellante] heeft erop gewezen dat het een bijzondere zaak is, omdat het asielverhaal over een Koerdische stammenvete gaat. Dit komt niet vaak voor in een asielprocedure en vraagt extra bestudering. Ook speelt eerwraak een rol waarover [appellante] een en ander uitgezocht wilde hebben. Dit geldt ook voor het gebied waar [naam] vandaan komt. [appellante] wilde ook aanwezig zijn bij het aanvullende gehoor dat ten tijde van het verzoek nog moest plaatsvinden.
Besluitvorming
3.       De raad heeft aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag gelegd dat uit de stukken niet blijkt dat sprake is van een bijzondere rechtsvraag, of van een zodanig juridisch relevant feitencomplex, dat de zaak in redelijkheid niet binnen de tijdgrens kan worden afgehandeld. De raad heeft hierbij verwezen naar de ten tijde hier van belang geldende artikelen 13, 22 en 31 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr). Het betreft een forfaitaire vergoeding, waarbij voor iedere fase een extra forfaitaire vergoeding wordt toegekend in de vorm van een toeslag. De tijdsbesteding is niet van doorslaggevende aard, aangezien asielzaken vaak arbeidsintensieve procedures zijn, aldus de raad.
4.       [appellante] heeft in bewaar herhaald wat zij eerder naar voren heeft gebracht. Daarnaast heeft [appellante] aangevoerd dat zij het rapport van het schriftelijke gehoor van [naam] heeft doorgenomen. Omdat [naam] een kind kreeg van een man met de Nederlandse nationaliteit, was haar bemoeienis ook op dit punt nodig, aldus [appellante].
5.       Aan de ongegrondverklaring van het bezwaar van [appellante] heeft de raad ten grondslag gelegd dat de door [appellante] geschetste feiten en omstandigheden, in het stadium waarin de zaak verkeerde op het moment van de aanvraag om extra uren, geen aanleiding geven voor de conclusie dat het gaat om een juridisch dan wel feitelijk complexe zaak. Dat er veel informatie moet worden verzameld ter onderbouwing van de asielaanvraag en dat er een aanvullend gehoor zou worden gehouden, is niet bijzonder in een asielprocedure. Dit geldt ook voor zaken met een intensief karakter, aldus de raad.
Oordeel van de rechtbank
6.       De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 31, tweede lid, van het Bvr de raad beoordelingsruimte geeft. Dit betekent dat de raad de bevoegdheid heeft om beleid vast te stellen over de afhandeling en beoordeling van bewerkelijke zaken en het op grond daarvan toekennen van extra uren rechtsbijstand boven de forfaitaire urengrens. Het beleid van de raad is niet onredelijk. Gegeven het forfaitaire karakter van het toevoegingenstelsel, hoeft niet iedere overschrijding van het aantal verleende uren tot honorering van een verzoek om extra uren te leiden.
7.       De rechtbank heeft [appellante] niet gevolgd in de stelling dat het gaat om een bewerkelijke zaak. Dat [appellante] veel documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van het asielrelaas, is niet ongebruikelijk in een asielprocedure. De dossieromvang en de omvang van beslissingen of schrifturen zijn ook geen indicatie voor de bewerkelijkheid van een zaak. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het bijwonen van een aanvullend gehoor en het verrichten van overige werkzaamheden die bij de asielprocedure horen, aldus de rechtbank. Van bijzondere rechtsvragen is volgens de rechtbank niet gebleken.
Hoger beroep en beoordeling ervan
8.       [appellante] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank. Zij heeft bij brief van 10 oktober 2022 gronden van het hoger beroep aangevoerd. Op de zitting van de Afdeling heeft zij een deel van deze gronden - het betoog dat de raad in strijd met artikel 4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft gehandeld en het betoog dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte van een tweede zienswijze melding heeft gemaakt - ingetrokken. De Afdeling zal hierna de resterende gronden bespreken.
9.       Uitgangspunt daarbij is dat een zaak wordt afgehandeld binnen het forfait dat voor die zaak is bepaald.  Dit betekent dat, gegeven het forfaitaire karakter van het stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, niet iedere overschrijding van het aantal verleende uren tot honorering van een aanvraag om vergoeding van extra uren behoeft te leiden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:950), beroept de verzoeker om toekenning van extra uren zich op een uitzonderingssituatie, waardoor het aan hem is om aannemelijk te maken dat het gaat om een bewerkelijke zaak die toekenning van een vergoeding voor extra uren rechtvaardigt. Verder heeft de Afdeling eerder overwogen (onder meer bij uitspraak van 11 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3445) dat het bij bewerkelijke zaken om toekomstige werkzaamheden gaat. Er moet dus worden bezien welke werkzaamheden naar verwachting in redelijkheid nog moeten worden verricht. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de in te dienen begroting en naar het moment van indiening van de aanvraag. Ingevolge artikel 31, tweede lid, van het Bvr stemt de raad geheel of gedeeltelijk in met die begroting, indien hij van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend. De toekenning van extra uren wordt doelmatig geacht wanneer het gaat om een bewerkelijke zaak door omvangrijke feitelijke complexiteit of wanneer de zaak juridisch complex is.
10.     [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het gaat om een bewerkelijke zaak. Zo heeft [appellante] de specifieke Koerdische stammenvete in het gebied waar [naam] vandaan komt bestudeerd en diverse documenten opgevraagd en laten vertalen. Dit was noodzakelijk zodat het bijzondere asielrelaas goed uit de verf zou komen en om te voorkomen dat de IND onvoldoende zorgvuldig te werk zou gaan. Dit heeft ook resultaat gehad omdat de IND het asielverzoek kort voor het aanvullende verhoor heeft ingewilligd. Omdat [naam] gedurende de procedure zwanger werd, heeft [appellante] er verder voor gezorgd dat [naam] zich niet elke week hoefde te melden in Assen en heeft zij de erkenning en het gezag van het kind geregeld.
10.1.  De Afdeling stelt voorop dat [appellante], mede als gevolg van haar taakopvatting en werkwijze, veel uren in deze asielzaak heeft gemaakt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de raad daarvoor een vergoeding voor extra uren rechtsbijstand had moeten toekennen. De Afdeling beantwoordt die vraag met de rechtbank ontkennend. [appellante] heeft de door haar gestelde feitelijke en/of juridische complexiteit van de asielzaak niet kunnen objectiveren. Dat een asielzaak intensief en/of omvangrijk kan zijn, betekent niet dat een asielzaak daardoor automatisch in juridisch dan wel feitelijk opzicht complex is. De complexiteit van een zaak moet dus worden onderbouwd. Dat is niet gegeven met de stelling dat het om een bijzonder asielrelaas gaat. De door [appellante] beschreven werkzaamheden - zoals het vergaren en laten vertalen van bewijsstukken, het laten opschrijven van het asielrelaas, het voorbereiden van het schriftelijke verhoor en het bijwonen van een aanvullend gehoor - kunnen in een asielzaak niet als uitzonderlijk worden gezien en getuigen evenmin van bewerkelijkheid. Dat [appellante] die werkzaamheden op haar eigen, intensieve wijze uitvoert, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat de zaak dus bewerkelijk is. De enkele stelling van [appellante] dat de asielzaken waarin zij vanwege haar kennis en ervaring optreedt naar hun aard bewerkelijk zijn, kan niet zonder meer worden gevolgd. Ook zij zal de bewerkelijkheid van de zaak aannemelijk moeten maken als zij voor extra uren in aanmerking wil komen. Daar komt bij dat sommige van haar werkzaamheden ook door anderen, zoals VluchtelingenWerk Nederland (hierna: VWN) of door de Nederlandse partner van [naam] konden worden verricht. Zo had VWN er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat [naam] zich niet elke week hoefde te melden en had de Nederlandse partner van [naam] voor de erkenning van het kind kunnen zorgen.
10.2.  Het betoog faalt.
11.     [appellante] betoogt verder dat de rechtbank dezelfde overwegingen heeft gebruikt als in een uitspraak in een vergelijkbare zaak van haar en dat dit van onvoldoende zorgvuldigheid getuigt.
11.1.  De door [appellante] bedoelde overwegingen geven een algemene beschrijving van het beleid van de raad en van vaste rechtspraak in een zaak van [appellante] met een vergelijkbaar beoordelingskader. Zonder nadere toelichting, die van de zijde van [appellante] niet is gegeven, valt niet in te zien waarom de rechtbank deze overwegingen niet had mogen overnemen.
11.2.  Het betoog faalt.
Slotsom
12.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024
452-1068
BIJLAGE - Juridisch kader ten tijde van belang
Wet op de rechtsbijstand
Artikel 37
1. Het bestuur verstrekt aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor:
a. de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand;
[…]
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot:
a. het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
b. de aanvraag van de vergoeding en de besluitvorming daarover;
c. de voorwaarden waaronder de vergoeding wordt verleend;
d. de verplichtingen van de rechtsbijstandverlener;
e. de vaststelling van de vergoeding;
f. de wijziging van de vergoeding;
g. de verlening van voorschotten;
h. de betaling van de vergoeding;
i. de naleving.
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000
Artikel 5a
[…]
5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid aan een procedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 zeven punten toegekend. Indien deze procedure wordt beëindigd door een afwijzende beslissing of door een beslissing op grond van artikel 30 of artikel 30a, eerste lid, onderdelen a, b, c of e van de Vreemdelingenwet 2000, worden hieraan twee punten toegekend.
Artikel 13
1. Indien in een procedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 6 is bepaald, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bestuur de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.
[…]
Artikel 31
1. In afwijking van het eerste lid van artikel 28 dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de in de artikelen 13 en 22 bedoelde tijdgrens een aanvraag in bij het bestuur tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.
2. Het bestuur stemt geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.
[…]
Werkinstructie Eerste aanvraag extra uren
[…]
2.2. Feitelijk en Juridische complexiteit
Het criterium ‘doelmatig’ is in het Bvr 2000 gekoppeld aan de ‘feitelijke en/of juridische complexiteit’ van de zaak. Dit volgt uit (de nota van toelichting bij) artikel 19 Bvr 1994 en de daarmee samenhangende jurisprudentie.
Feitelijke complexiteit
Je spreekt van een bewerkelijke zaak, als sprake is van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire tijdgrens kan worden verleend.
Feitelijke complexiteit moet objectief vast te stellen zijn in vergelijking met een soortgelijke zaak. […]. Je neemt geen bewerkelijkheid van de zaak aan als uitsluitend wordt verwezen naar het aantal aan de zaak bestede uren, omvang van het dossier of naar factoren die herleidbaar zijn tot de persoon(lijkheid) van de rechtzoekende of de wederpartij.
[…]
Juridische complexiteit
Er is sprake van juridische complexiteit als er bijzondere rechtsvragen zijn, die zelden voorkomen in soortgelijke zaken. De tijd die bij bijzondere rechtsvragen wordt besteed aan studie van specifiek op de zaak toegespitste literatuur, wet- en regelgeving en jurisprudentie komt voor vergoeding in aanmerking.
De advocaat moet aantonen dat sprake is van een bijzondere rechtsvraag, omdat in die zaak geen of beperkte jurisprudentie aanwezig is én de wetgeving onduidelijk is, of omdat nieuwe Nederlandse wetgeving getoetst moet worden aan Europese regelgeving.
[…]
Juridische complexiteit van een zaak moet ook objectief vast te stellen zijn. Het enkel ontbreken van deskundigheid van de advocaat, waardoor hij meer tijd aan de zaak moet besteden, maakt de zaak niet juridisch complex c.q. bewerkelijk.
[…]
Werkinstructie Extra uren in bestuursrechtelijke zaken
[…]
4. Asiel- en vreemdelingenrecht
Werkzaamheden die binnen het forfait passen in een gemiddelde asiel/ vreemdelingenrechtzaak
Zienswijze
•       gesprek met rechtzoekende, waaronder voorbereiding (nader) gehoor
•       bijstaan bij (nader) gehoor
•       correcties op (nader) gehoor
•       bestuderen voornemen
•       inbrengen zienswijze
•       bestuderen beslissing
•       beoordelen instellen beroep
Bezwaar/(Hoger) Beroep
Zie hierboven onder algemeen bestuursrecht.
Dossieromvang: dossiers in asiel- en vreemdelingenzaken kunnen omvangrijk zijn. Alleen de juridisch relevante onderdelen van het dossier worden meegewogen in de beoordeling over de bewerkelijkheid.
Omvang beslissing of schrifturen: binnen asiel- en vreemdelingenzaken wordt veel gebruik gemaakt van standaardteksten. De omvang van een beslissing of in te dienen schriftuur (zienswijze, bezwaar of beroepschrift e.d.) is daarom geen indicatie voor bewerkelijkheid.
Europeesrechtelijke vraagstukken en medische problematiek van de rechtzoekende zijn niet uitzonderlijk in asiel- en vreemdelingenzaken en vormen daarom geen indicatie voor bewerkelijkheid.