202307061/1/R1 en 202307061/2/R1.
Datum uitspraak: 1 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
Bewonersvereniging Buitenlust, gevestigd te Diemen, en [appellant], wonend te Diemen (hierna: de bewonersvereniging en [appellant]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Diemen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitenlust 2022 (sociale woningbouw zuidzijde)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de bewonersvereniging en [appellant] beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 april 2024, waar de bewonersvereniging en [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort, en de raad, vertegenwoordigd door drs. E.M. Roest, ing. K.H. Troost en A.V. Mink, zijn verschenen. Verder is ter zitting Woonstichting Rochdale, vertegenwoordigd door mr. G.K. Wijkstra en ir. L. Mosman, als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 3 maart 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt aan de zuidoostrand van de woonwijk Buitenlust een wooncomplex met 38 sociale woningen mogelijk. In het plangebied bevinden zich momenteel het parkeerterrein voor de bewoners van Buitenlust, een speelveld, een verharde basketbalplaats en een stuk groen. De gemeente Diemen en Rochdale zijn de initiatiefnemers van de ontwikkeling. De bewonersvereniging en [appellant] zijn het niet eens met het plan. Zij vinden dat het plan hun woon- en leefklimaat onaanvaardbaar zal aantasten. Zij voelen zich niet gehoord door de raad.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Oordeel van de voorzieningenrechter en volgorde van behandeling
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Het verzoek moet daarom worden afgewezen. De voorzieningenrechter zal dit oordeel hierna motiveren aan de hand van de bespreking van de beroepsgronden van bewonersvereniging en [appellant] in deze volgorde:
- groen en speelplekken;
- ontbreken m.e.r.-beoordelingsbesluit;
- verkeer en parkeren;
- bezonning;
- gevolgen in samenhang met elkaar bezien.
Groen en speelplekken
5. De bewonersverenging en [appellant] betogen dat het plan onaanvaardbare gevolgen heeft voor het groen en speelplekken, omdat door de bouw van het wooncomplex groen en speelplekken verdwijnen. Dit is volgens hen in strijd met de gemeentelijke Omgevingsvisie 2040 (hierna: de omgevingsvisie), omdat die gericht is op het behoud en versterking van het groen, mede om hitte- en waterstress te voorkomen. Ook is dit volgens hen in strijd met het gemeentelijke beleidsstuk "Spelen, bewegen en ontmoeten voor alle leeftijden 2019 — 2024" (hierna: het speelbeleid). Weliswaar heeft de raad verklaard dat de openbare ruimte rond het wooncomplex zal worden heringericht, maar dit is volgens de bewonersvereniging en [appellant] ten onrechte niet verzekerd in het plan.
5.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad de gevolgen van het plan voor het groen en speelplekken aanvaardbaar heeft mogen achten.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat het plan niet in strijd is met de omgevingsvisie en het speelbeleid. Daarin is namelijk uitdrukkelijk rekening gehouden met de ontwikkeling van het wooncomplex. Op pagina 25 van de omgevingsvisie staat dat de raad in juli 2021 heeft ingestemd met het conceptplan voor dit wooncomplex en het opstarten van de planologische procedure. Op pagina 63 van het speelbeleid staat dat op de plek van het wooncomplex een trapveld ligt en dat deze locatie in beeld is als mogelijke zoeklocatie voor sociale woningbouw. Verder staat er dat de plannen voor woningbouw mogelijk invloed hebben op de speelruimte en dat tijdens de herinrichting wordt gekeken hoe de ruimte maximaal kan worden benut voor spelen, bewegen en ontmoeten.
In de tweede plaats heeft de raad het belang dat met het plan is gemoeid zwaarder mogen laten wegen dan het belang van de bewonersvereniging en [appellant] bij behoud van het groen en speelplekken. In paragraaf 4.15.2 van de plantoelichting staat dat er in Diemen behoefte is aan 2.224 nieuwe sociale huurwoningen. De bewonersvereniging en [appellant] hebben dat niet bestreden. Er bestaat dus een grote behoefte aan de woningen die het plan mogelijk maakt. Daartegenover staat dat het plan zal leiden tot het verdwijnen van groen en speelplekken. De voorzieningenrechter begrijpt dat de bewonersvereniging en [appellant] het daarmee niet eens zijn, maar dat neemt niet weg dat er groen overblijft in het plangebied en de omgeving en dat elders in de omgeving speelplekken zullen worden gerealiseerd. Aan een deel van het plangebied is de bestemming "Groen" toegekend en ten zuiden van het plan ligt een begraafplaats die door bomen wordt omringd. Ook is op de zitting duidelijk geworden dat het Natuurpark Spoorzicht op loopafstand voor voetgangers bereikbaar is via een doorgang boven de Ouddiemerlaan. De raad heeft op de zitting verklaard dat dat park opnieuw wordt ingericht met grasvelden waarop kan worden gespeeld. Verder heeft de raad op de zitting toegezegd dat de openbare ruimte in het plangebied zal worden heringericht in participatie met omwonenden. Zo kan ten oosten van het wooncomplex een speelveld worden aangelegd als de omwonenden dat wensen. Niet is gebleken van belemmeringen die zich hiertegen verzetten, zodat de herinrichting van de openbare ruimte niet hoefde te worden verzekerd in het plan. De voorzieningenrechter wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2683, onder 8.2, en van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1906, onder 8.3. Gezien het groen dat overblijft in het plangebied en de omgeving heeft de raad ervan mogen uitgaan dat de gevolgen van het plan voor de mate van hitte- en waterstress aanvaardbaar zijn. Hierbij is ook van belang dat uit paragraaf 4.3.2.2 van de plantoelichting volgt dat de toename aan verharding per saldo onder een oppervlakte van 1.000 m2 blijft. Het betoog slaagt niet.
Ontbreken m.e.r.-beoordelingsbesluit
6. De bewonersvereniging en [appellant] betogen dat de raad ten onrechte niet een zogeheten m.e.r.-beoordelingsbesluit ten grondslag heeft gelegd aan het plan. Volgens hen is het wooncomplex een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit mer). Het bevoegd gezag had daarom op grond van artikel 7.17 van de Wet milieubeheer een m.e.r.-beoordelingsbesluit moeten nemen.
6.1. In haar uitspraken van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, onder 13.4 en 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2414, onder 5.1 heeft de Afdeling overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit mer, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol. 6.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bevoegd gezag geen m.e.r.-beoordelingsbesluit hoefde te nemen, omdat het plan geen stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit mer mogelijk maakt. Het plan maakt namelijk een relatief beperkt aantal woningen mogelijk en leidt tot een relatief beperkte toename aan verharding. Ook is van belang dat het plangebied in bestaand stedelijk gebied ligt.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer en parkeren
7. De bewonersvereniging en [appellant] betogen dat het plan zal leiden tot ernstige verkeers- en parkeeroverlast.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat het plan niet zal leiden tot ernstige verkeers- en parkeeroverlast.
Wat betreft het verkeer heeft de raad het aantal te verwachten verkeersbewegingen als gevolg van het plan berekend aan de hand van de verkeerskencijfers van het CROW. Het CROW is een kennisinstituut voor onder meer infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer. Volgens de berekening van de raad zal het plan tot ongeveer 190 extra verkeersbewegingen per etmaal leiden. Het aantal bestaande verkeersbewegingen op de toegangsweg naar het plangebied bedraagt volgens de raad 665 verkeersbewegingen per etmaal. Het plan zal dus leiden tot in totaal ongeveer 855 verkeersbewegingen op deze weg. Deze weg kan dit relatief beperkte aantal verkeersbewegingen volgens de raad verkeersveilig verwerken, omdat de weg voldoende breed is. De voorzieningenrechter ziet in wat de bewonersvereniging en [appellant] hebben aangevoerd geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Zij hebben erop gewezen dat het laatste deel van de toegangsweg te smal is voor auto’s om te kunnen keren, maar aan het einde van die weg, bij de garageboxen, is ruimte om te keren.
Wat betreft het parkeren heeft de raad het aantal benodigde parkeerplaatsen als gevolg van het plan berekend aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW. Volgens deze berekening zijn 31 parkeerplaatsen nodig. De raad heeft toegelicht dat op het bestaande parkeerterrein in ieder geval 20 extra parkeerplaatsen zullen worden toegevoegd aan de 111 bestaande parkeerplaatsen op dit terrein. Verder is er volgens de raad voldoende overcapaciteit op dit parkeerterrein zodat het plan niet tot parkeeroverlast zal leiden. De voorzieningenrechter ziet in wat de bewoners en [appellant] hebben aangevoerd geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Daarbij is van belang dat de raad twee parkeeronderzoeken van het Verkeersonderzoekbureau Bokwold aan het plan ten grondslag heeft gelegd die op verschillende momenten in februari/maart 2020 en maart 2022, waaronder de avondperiode, zijn verricht. Uit die onderzoeken volgt inderdaad dat er op het parkeerterrein voldoende overcapaciteit is. In het parkeeronderzoek uit 2020 is het hoogst gemeten bezettingspercentage op het parkeerterrein 66,7 procent. Dit komt neer op ongeveer 37 onbezette parkeerplaatsen. Het hoogst gemeten bezettingspercentage in het parkeeronderzoek uit 2022 is 69,6 procent. Dit komt neer op ongeveer 34 onbezette parkeerplaatsen. De bewonersvereniging en [appellant] hebben deze parkeeronderzoeken niet bestreden.
Het betoog slaagt niet.
Bezonning
9. De bewonersvereniging en [appellant] betogen dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van de bezonning op omliggende woningen, waaronder de woning van [appellant]. Zij wijzen er daarbij op dat niet bij alle woningen aan de zogeheten strenge TNO-norm wordt voldaan. Deze norm houdt in dat er ten minste drie mogelijke bezonningsuren per dag op de gevels van woningen zijn in de periode van 21 januari tot en met 22 november.
9.1. Uit de bezonningsstudie die het bureau Van Riezen en Partners op 29 mei 2023 heeft uitgevoerd volgt dat het plan zal leiden tot vermindering van de bezonning op een aantal omliggende woningen. Bij de woning van [appellant] gaat het om een vermindering van 9,4 procent. Bij die woningen wordt niet aan de strenge TNO-norm voldaan.
9.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad het belang dat met het plan is gemoeid zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van de bewonersvereniging en [appellant] bij het behoud van de huidige bezonning op woningen in de omgeving. Daarbij is van belang dat er een grote behoefte bestaat aan de woningen die het plan mogelijk maakt. Verder wordt weliswaar niet bij alle woningen aan de strenge TNO-norm voldaan, maar volgens de bezonningsstudie wordt bij alle woningen wel aan de zogeheten lichte TNO-norm voldaan. De bewonersvereniging en [appellant] hebben de bezonningsstudie niet bestreden. De lichte TNO-norm houdt in dat er ten minste twee mogelijke bezonningsuren per dag op de gevels van woningen zijn in de periode van 19 februari tot 21 oktober. De raad heeft deze norm bepalend mogen achten, omdat er geen wettelijke norm is voor de bezonning op een woning. Bovendien volgt uit de bezonningsstudie dat bij de woningen waarbij niet aan de strenge TNO-norm wordt voldaan, ook in de huidige situatie niet aan deze norm wordt voldaan.
Het betoog slaagt niet.
Gevolgen in samenhang met elkaar bezien
10. De bewonersvereniging en [appellant] betogen dat als de gevolgen van het plan in samenhang met elkaar worden bezien, het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
10.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad de gevolgen van het plan in samenhang met elkaar bezien ruimtelijk aanvaardbaar heeft mogen achten en zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Proceskosten
11. Zoals onder 4 is vermeld, is het beroep ongegrond en wordt het verzoek afgewezen. De raad hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024
703