ECLI:NL:RVS:2024:1801

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
202400965/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Rijnpark-Hoogewaard West, Koudekerk aan den Rijn

Op 1 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn, dat op 14 december 2023 het bestemmingsplan "Rijnpark-Hoogewaard West, Koudekerk aan den Rijn" heeft vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een bedrijventerrein aan de oostzijde van Koudekerk aan den Rijn, met een totale oppervlakte van ongeveer 87.626 m2, waarvan 64.530 m2 uitgeefbaar is. Verzoekers, die een caravanstalling exploiteren en in de nabijheid van het plangebied wonen, vrezen voor wateroverlast door de lagere ligging van hun gronden ten opzichte van het plangebied. Ze hebben de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het besluit totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op hun beroep.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op een zitting op 23 april 2024, waar zowel verzoekers als de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien de verzoekers vreesden voor wateroverlast en de raad niet voldoende had aangetoond dat de waterhuishouding in het bestemmingsplan adequaat was gewaarborgd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestemmingsplan niet voldoende waarborgt dat de waterberging adequaat is geregeld en heeft daarom het verzoek toegewezen. Het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn is geschorst, en de raad is gelast om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202400965/2/R3.
Datum uitspraak: 1 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen gevestigd respectievelijk wonend te Koudekerk aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Rijnpark-Hoogewaard West, Koudekerk aan den Rijn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 23 april 2024, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door ing. J. Goede, vergezeld door [verzoeker A] en [verzoeker B], en de raad, vertegenwoordigd door ing. R. Prins en mr. P. Neuteboom, zijn verschenen. Daarnaast is [partij], vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg, en [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 14 december 2023 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de realisatie van een bedrijventerrein aan de oostzijde van de kern van Koudekerk aan den Rijn. De totale oppervlakte van het bedrijventerrein bedraagt ongeveer 87.626 m2, waarvan ongeveer 64.530 m2 uitgeefbaar, zo staat in de plantoelichting. Het bedrijventerrein biedt ruimte aan bedrijven tot en met milieucategorie 3.2.
2.1.    [verzoeker] en anderen exploiteren een caravanstalling aan de [locatie] te Koudekerk aan den Rijn, grenzend aan het plangebied, en wonen ook in de directe omgeving van het plangebied. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen. In het bijzonder vrezen zij voor wateroverlast, aangezien hun gronden lager liggen dan het plangebied. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter gevraagd het besluit te schorsen, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het door hen ingestelde beroep.
3.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Spoedeisend belang
4.       [partij] heeft op de zitting toegelicht dat hij voornemens is in september 2024 te starten met diverse werkzaamheden en dat een watervergunning inmiddels is aangevraagd. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Dat is tussen partijen ook niet in geschil.
Beoordeling van het verzoek
5.       [verzoeker] en anderen betogen dat de waterafvoer onvoldoende is gewaarborgd in het bestemmingsplan. Zij wijzen erop dat het Hoogheemraadschap van Rijnland de eis stelt dat 15% van het verhard oppervlak aan water moet worden gegraven. Volgens hen is er in de huidige situatie echter veel minder verharding dan waar de raad van uitgaat. Ook wordt in de berekening van het Hoogheemraadschap volgens hen ten onrechte als uitgangspunt genomen dat de bestaande duiker in goede staat van onderhoud en niet verzakt is. Tot slot is volgens hen onduidelijk waar de watercompensatie plaats zal vinden en zijn de andere maatregelen voor waterberging die worden voorgesteld, zoals wadi’s en groen/blauwe daken, volgens hen onvoldoende geborgd en overigens ook niet geschikt.
5.1.    De raad stelt voorop dat het bestemmingsplan niet hoeft te voorzien in een oplossing voor bestaande wateroverlast. Zoals ook in de plantoelichting staat, is volgens de raad in de huidige situatie ongeveer 72.611 m2 van het terrein verhard, en zal dat in de toekomstige situatie ongeveer 72.498 m2 zijn. De verharding neemt volgens de raad dus af, zodat in zoverre geen maatregelen voor de waterhuishouding nodig zijn. Daarbij stelt de raad dat in het gebied in de huidige situatie ongeveer 1.689 m2 aan oppervlaktewater aanwezig is, en dat dit in de toekomstige situatie ongeveer 4.867 m2 zal zijn. Dit is volgens de raad ruim meer dan de gedempte 500 m2, waardoor de compensatie afdoende is. In de plantoelichting staat dat voor het dempen en graven van water een vergunning zal worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap Rijnland.
Verder staat in de plantoelichting onder "Waterkwantiteit" dat de groene buffers langs de hoofdontsluiting en de groene zoom rondom de buitenrand van het bedrijventerrein voor extra groen zorgen. Daarnaast staat hierin dat in het Beeldkwaliteitsplan is opgenomen dat minimaal 10% van de kavels een groene invulling dient te krijgen. Dit betekent volgens de plantoelichting dat er nog minstens 6.234 m² onverhard wordt uitgevoerd.
5.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het plan er niet aan in de weg staat dat er meer verharding plaatsvindt dan de door de raad gestelde 72.498 m2. Weliswaar volgt uit artikel 3.2, onder d, van de planregels dat het bebouwingspercentage maximaal 70% per kavel bedraagt, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat de overige 30% van de gronden op grond van de toegekende bestemmingen volledig kan worden verhard. Dat in het Beeldkwaliteitsplan voorschriften voor de inrichting van het plangebied staan maakt niet dit anders, aangezien in de planregels voor wat betreft de inrichting geen koppeling is gelegd met dit Beeldkwaliteitsplan. Daarnaast wordt er blijkens de plantoelichting en het verweerschrift van de raad van uitgegaan dat het dempen van een watergang afdoende wordt gecompenseerd omdat ruim 3.100 m2 aan extra open water wordt gegraven. Ook hiervoor geldt echter dat dit niet in de planregels is vastgelegd. In zoverre volgt de voorzieningenrechter [verzoeker] en anderen in hun standpunt dat de waterberging niet in het plan is gewaarborgd. Dat er een watervergunning is aangevraagd, zoals door [partij] naar voren gebracht, doet hieraan niet af. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden waarvoor deze vergunning precies is aangevraagd en wat hierin is geregeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat daarom niet vast dat de realisatie van de waterberging, zoals beschreven in de plantoelichting, voldoende is gewaarborgd in het publiekrechtelijk spoor.
6.       Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen en het bestemmingsplan te schorsen. Er bestaat geen aanleiding op de overige beroepsgronden van [verzoeker] en anderen in te gaan.
Proceskosten
7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 14 december 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Rijnpark-Hoogewaard West, Koudekerk aan den Rijn";
II.       gelast de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Buskermolen, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Buskermolen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024
896-1037