ECLI:NL:RVS:2024:1733

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
202203361/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 5 november 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Noot, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 10 mei 2022, waarin het beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor de gevraagde verblijfsvergunning.

Tijdens de procedure heeft de vreemdeling een iMMO-rapport van 9 november 2022 ingediend, maar dit rapport kon niet worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat het dateert van na de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Daarom leidt het hoger beroep niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 april 2024.

Uitspraak

202203361/1/V2.
Datum uitspraak: 25 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 10 mei 2022 in zaak nr. NL21.18907 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 10 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Noot, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het door de vreemdeling ingebrachte iMMO-rapport van 9 november 2022 dateert van na de uitspraak van de rechtbank. Dit rapport kan niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken, omdat de uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 dwingend als object van hoger beroep is aangewezen. De vreemdeling kan dit iMMO-rapport desgewenst aan een nieuwe asielaanvraag ten grondslag leggen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024
307-1065