ECLI:NL:RVS:2024:1733
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 5 november 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Noot, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 10 mei 2022, waarin het beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor de gevraagde verblijfsvergunning.
Tijdens de procedure heeft de vreemdeling een iMMO-rapport van 9 november 2022 ingediend, maar dit rapport kon niet worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat het dateert van na de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Daarom leidt het hoger beroep niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 april 2024.