ECLI:NL:RVS:2024:1692
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Saakjan, tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 9 april 2024. De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 december 2023 had besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 april 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerder door de Afdeling gegeven uitspraken over vergelijkbare rechtsvragen ook in deze zaak van toepassing zijn.
De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de beslissing van de rechtbank blijft in stand. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 april 2024.