ECLI:NL:RVS:2024:1665

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
202400579/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit- en vertrekmoratorium voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden

Op 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit- en vertrekmoratorium bekendgemaakt voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden. De vreemdeling, afkomstig uit Gaza, heeft in 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Haar echtgenoot en vier minderjarige kinderen verblijven nog in Gaza. Tegen het besluit van de staatssecretaris heeft de vreemdeling beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en de vreemdeling heeft een nader stuk ingediend. De zaak is behandeld op een zitting op 20 maart 2024, waar de vreemdeling werd bijgestaan door haar advocaat, mr. I.J.M. Oomen, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat en mr. R.A. Visser.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de motivering van het besluit tot het instellen van het besluitmoratorium beantwoord in de uitspraak van dezelfde dag, ECLI:NL:RVS:2024:1663. Het besluit van 10 januari 2024 is vernietigd voor zover het een besluitmoratorium betreft. Het beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 april 2024.

Uitspraak

202400579/1/V2.
Datum uitspraak: 24 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[de vreemdeling],
de vreemdeling,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris een zogenoemd besluit- en vertrekmoratorium bekendgemaakt voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden (Stcrt. 2024, nr. 149).
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met de zaken nrs. 202400561/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2024:1663) en 202400562/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2024:1664), op een zitting behandeld op 20 maart 2024, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. I.J.M. Oomen, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, en mr. R.A. Visser, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling stelt dat zij afkomstig is uit Gaza. De staatssecretaris bestrijdt dit niet. De vreemdeling heeft in 2023 in Nederland asiel aangevraagd. Haar echtgenoot en vier minderjarige kinderen verblijven nog in Gaza, aldus de vreemdeling.
2.       De in het beroep aan de orde gestelde rechtsvraag over de motivering door de staatssecretaris van het besluit tot het instellen van het besluitmoratorium voor de Palestijnse gebieden, heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1663. Het besluit van 10 januari 2024 (Stcrt. 2024, nr. 149) is vernietigd, voor zover de staatssecretaris daarbij een besluitmoratorium heeft ingesteld.
3.       Het beroep is gegrond. Alles wat de vreemdeling de Afdeling meer of anders heeft verzocht te oordelen, wordt niet besproken. Het beroep van de vreemdeling was namelijk gericht tegen het besluit tot het instellen van een besluitmoratorium en dat besluit is vernietigd.
4.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Trox
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024
968