202402072/2/A3.
Datum uitspraak: 19 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van:
1. de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit (hierna: de Ksa),
2. Lotto B.V., gevestigd te Rijswijk,
verzoekers,
hangende de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 29 februari 2024 in zaken nrs. 22/2703 en 22/2827 in het geding tussen:
JVH Venture II B.V. en JVH Venture IV B.V., beide gevestigd te ’s-Hertogenbosch (hierna tezamen in enkelvoud: JVH),
en
de Ksa.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 januari 2022 heeft de Ksa de aanvragen van JVH voor vergunningen voor het organiseren van de instantloterij, voor sportweddenschappen en van de lotto afgewezen.
Bij besluiten van 27 september 2022 heeft de Ksa de door JVH daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 februari 2024 heeft de rechtbank de beroepen van JVH gegrond verklaard, de besluiten van 27 september 2022 vernietigd en de Ksa opgedragen om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van JVH.
Tegen deze uitspraak hebben de Ksa en Lotto B.V. hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
JVH, Lotto en de Ksa hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting (artikel 8:83, derde lid, van de Awb). Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De Ksa heeft de gevraagde vergunningen voor het organiseren van de instantloterij, voor sportweddenschappen en van de lotto geweigerd, omdat op grond van de artikelen 14b, eerste lid, 16, eerste lid, en 27b, eerste lid, van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok) maar aan één rechtspersoon een vergunning voor het organiseren van de drie kansspelen kan worden verleend. Bij besluiten van 23 november 2021 zijn al aan Lotto B.V. vergunningen verleend met een looptijd tot en met 31 december 2026.
De rechtbank heeft de besluiten van 27 september 2022 vernietigd, omdat het éénvergunningstelsel een ongerechtvaardigde beperking oplevert van het in artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde vrij verrichten van diensten. Volgens de rechtbank is de beperking, kort gezegd, onevenredig. Zo is het éénvergunningstelsel niet geschikt omdat het beleid naar de huidige stand van zaken volgens de rechtbank niet ‘horizontaal consistent’ is. Daarnaast heeft de Ksa niet aannemelijk gemaakt dat een éénvergunningstelsel onder het huidige kansspelbeleid nog noodzakelijk is.
2.1. De Ksa heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank in haar geheel te schorsen. Niet alleen wil zij voorkomen opnieuw op de bezwaren van JVH te moeten beslissen, maar ook wil zij aan eenieder de desbetreffende bepalingen uit de Wok kunnen blijven tegenwerpen. In wezen vraagt zij om een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over de in 2. genoemde overwegingen van de rechtbank. Ook Lotto B.V. heeft de voorzieningenrechter verzocht de uitspraak van de rechtbank te schorsen zolang het hoger beroep bij de Afdeling aanhangig is.
JVH heeft de voorzieningenrechter per e-mail van 9 april 2024 medegedeeld dat zij vrijwillig instemt met een schorsing van de uitspraak van de rechtbank hangende het hoger beroep.
2.2. De vraag of vooruitlopend op de beoordeling van de hoger beroepen een voorlopige voorziening moet worden getroffen, zal de voorzieningenrechter beantwoorden aan de hand van een belangenafweging. Een inhoudelijke beoordeling van de standpunten van partijen, zoals de Ksa wenst, vergt gelet op de omvang van het dossier en de te beantwoorden rechtsvragen nader onderzoek. Daarvoor leent deze voorlopige voorzieningenprocedure zich niet. Beoordeling van die standpunten zal in de bodemprocedure dienen plaats te vinden.
Gelet op het belang van de Ksa en Lotto B.V.om de bestaande situatie te handhaven en het feit dat JVH te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorzieningen, zal de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen als kennelijk gegrond toewijzen en de uitspraak van de rechtbank schorsen.
3. De Ksa hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 29 februari 2024 in zaken nrs. 22/2703 en 22/2827, totdat op de hoger beroepen is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Konings
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024
612