ECLI:NL:RVS:2024:1640
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 18 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 september 2023 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, verklaarde op 14 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Heida, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de grieven van de vreemdeling. De vreemdeling voerde aan dat de staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd dat er gronden waren om hem een rust- en voorbereidingstermijn te onthouden. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had overwogen dat de staatssecretaris wel degelijk deugdelijk had gemotiveerd dat de vreemdeling een rust- en voorbereidingstermijn kon worden onthouden op basis van een zelfstandige grond.
De Raad van State concludeerde dat de overige grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.