ECLI:NL:RVS:2024:162

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
202301392/1/V3 en 202301397/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling

Op 18 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewaring van een vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 februari 2023 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De rechtbank Den Haag had op 28 februari 2023 in twee zaken, NL23.3829 en NL23.3830, geoordeeld dat het beroep in de eerste zaak ongegrond was en in de tweede zaak gegrond, waarbij schadevergoeding werd toegekend. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de hoger beroepen niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De hogerberoepschriften bevatten geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Bovendien is er geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 18 januari 2024. De betrokken partijen zijn de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de vreemdeling in hoger beroep is gegaan tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

202301392/1/V3 en 202301397/1/V3.
Datum uitspraak: 18 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 februari 2023 in zaken nrs. NL23.3829 en NL23.3830 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 6 februari 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 28 februari 2023 heeft de rechtbank het beroep in zaak nr. NL23.3830 ongegrond verklaard, het beroep in zaak nr. NL23.3829 gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen, hoger beroepen ingesteld.
Overwegingen
1.       De hoger beroepen leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de hogerberoepschriften geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De hoger beroepen gaan onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180, onder 9 en 9.1, over de informatieplicht van de staatssecretaris uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000). De hoger beroepen bieden geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De hoger beroepen zijn ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024
873-1023