ECLI:NL:RVS:2024:1615

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
202305947/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herbeoordeling kinderopvangtoeslag en compensatie door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft [appellante] de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag, nadat deze ten onrechte was stopgezet en teruggevorderd. Dit valt onder de kinderopvangtoeslagaffaire, waarvoor de Wet hersteloperatie toeslagen verschillende compensatieregelingen biedt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 13 juni 2023 aan [appellante] een compensatie van € 103.230,00 toegekend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 17 augustus 2023 het beroep van [appellante] gegrond verklaard, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft de dienst opgedragen om uiterlijk op 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken en een dwangsom opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,00.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen in strijd heeft gehandeld met artikel 6:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door geen onverwijlde mededeling van het besluit aan de rechtbank te doen. Hierdoor heeft [appellante] procesbelang in hoger beroep, ondanks dat er inmiddels een besluit op haar aanvraag is genomen. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere beoordeling van de bezwaren van [appellante]. De Belastingdienst/Toeslagen is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305947/1/A2.
Datum uitspraak: 17 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats] [(land)],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 17 augustus 2023 in zaak nr. 23/504 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen
Procesverloop
[appellante] heeft de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag.
Bij besluit van 13 juni 2023 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] een compensatie van € 103.230,00 toegekend.
Bij uitspraak van 17 augustus 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] ingestelde beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen gegrond verklaard en het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. De rechtbank heeft de dienst opgedragen uiterlijk op 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken en daarbij bepaald dat de dienst aan [appellante] een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellante] heeft zich bij de Belastingdienst/Toeslagen gemeld als ouder van wie ten onrechte de kinderopvangtoeslag is stopgezet en teruggevorderd (ook bekend als de kinderopvangtoeslagaffaire). In de Wet hersteloperatie toeslagen zijn verschillende financiële compensatieregelingen neergelegd voor gedupeerde ouders. Als een ouder zich heeft gemeld, beoordeelt de Belastingdienst/Toeslagen of deze in aanmerking komt voor een eenmalig forfaitair bedrag van € 30.000,00 (artikel 2.7; ook bekend als de Catshuisregeling). Daarnaast kunnen gedupeerde ouders vragen om een compensatie via een integrale beoordeling van de schade of, als zij die compensatie niet hoog genoeg vinden, om een aanvullende compensatie voor hun werkelijke schade (artikel 2.1). Als een ouder het niet eens is met de toegekende compensatie, kan deze daartegen bezwaar maken.
2.       De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende.
3.       Artikel 6:20 van de Awb luidt:
"1. Indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, blijft het bestuursorgaan verplicht dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft.
2. Het bestuursorgaan stelt een besluit als bedoeld in het eerste lid onverwijld ter beschikking aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
3. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. De beslissing op het beroep kan echter worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het alsnog genomen besluit aanhangig is, dan wel kan of kon worden gemaakt of ingesteld.
5. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft."
4.       [appellante] heeft op 1 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 9 februari 2021 om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Bij besluit van 13 juni 2023 heeft de Belastingdienst/Toeslagen op basis van deze aanvraag aan [appellante] een compensatie van € 103.230,00 toegekend. [appellante] heeft op 10 juli 2023 hiertegen bezwaar gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in de schriftelijke uiteenzetting kenbaar gemaakt dat hij per abuis geen mededeling van het besluit van 13 juni 2023 en het bezwaarschrift van 10 juli 2023 aan de rechtbank heeft gedaan.
5.       De Afdeling stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen een besluit op de aanvraag van [appellante] heeft genomen, maar daarvan niet onverwijld mededeling aan de rechtbank heeft gedaan. Daarmee heeft de Belastingdienst/Toeslagen in strijd gehandeld met artikel 6:20, tweede lid, van de Awb en de rechtbank bovendien de mogelijkheid ontnomen om toepassing te geven aan dat wetsartikel. Deze schending van artikel 6:20, tweede lid, van de Awb maakt ook dat [appellante] procesbelang heeft in hoger beroep. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich in de schriftelijke uiteenzetting daarom ten onrechte op het standpunt gesteld dat het hoger beroep van [appellante] vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat inmiddels een besluit op de aanvraag is genomen.
6.       Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient wegens strijd met artikel 6:20, tweede lid, van de Awb te worden vernietigd. De Afdeling vindt het van belang dat [appellante] de mogelijkheid heeft om haar bezwaren tegen het besluit van 13 juni 2023 bij twee rechterlijke instanties aan de orde te stellen en wijst de zaak terug naar de rechtbank om haar in de gelegenheid te stellen alsnog toepassing te geven aan artikel 6:20 van de Awb. Dat betekent dat de bezwaren tegen dit besluit eerst door de rechtbank worden beoordeeld.
7.       De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 17 augustus 2023 in zaak nr. 23/504
III.      wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.      gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024
809