202207137/1/R1.
Datum uitspraak: 17 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te De Koog, gemeente Texel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 november 2022 in zaak nr. 21/5338 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het college zijn beslissing om op 8 maart 2021 spoedeisende bestuursdwang toe te passen met betrekking tot de werkzaamheden aan [locatie] in Texel op schrift gesteld. Bij dit besluit heeft het college ook een last onder dwangsom opgelegd strekkend tot het stilgelegd houden van de werkzaamheden.
Bij besluit van 6 september 2021 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 november 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk, met daarbij een bosbouwkundige beoordeling opgesteld door de dendroloog H.G.M. Rovers MSc, ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2024, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. H.P. Verheijen, advocaat te Den Burg, en H.G.M. Rovers Msc, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.A.A. van Hooff en M.H. van der Linden, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
2. [appellante] is eigenaar van de percelen aan [locatie] in De Koog. Een toezichthouder van het college heeft op 8 maart 2021 geconstateerd dat er kap-, zaag- en snoeiwerkzaamheden werden verricht aan bomen en struiken op de kadastrale percelen T 3620 en 3485 en heeft [appellante] mondeling gelast om deze werkzaamheden stil te leggen.
3. Het college heeft zijn besluit tot spoedeisende bestuursdwang op schrift gesteld in het besluit van 9 maart 2021. In dat besluit staat dat het verwijderen van bomen, heesters en/of struiken die deel uitmaken van de afschermende singel, zoals beschreven in het toezichtsrapport van 8 maart 2021, gestaakt moet worden. Bij dat besluit is [appellante] tevens gelast om deze werkzaamheden stilgelegd te houden totdat er een omgevingsvergunning is aangevraagd en verleend. Indien de werkzaamheden worden hervat, verbeurt [appellante] een dwangsom van € 5.000,00 ineens.
4. De overtreding die het college aan het besluit van 9 maart 2021 ten grondslag heeft gelegd is strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gelezen in samenhang met artikel 37.5.1, aanhef en onder a, van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013".
5. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om over te gaan tot handhavend optreden, omdat op het perceel werkzaamheden zijn verricht zonder de vereiste omgevingsvergunning.
6. Partijen zijn verdeeld over de vraag of [appellante] bomen heeft verwijderd zonder de vereiste omgevingsvergunning. Volgens [appellante] heeft zij normaal onderhoud uitgevoerd als bedoeld in artikel 37.5.2 van de planregels, waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist. De rechtbank heeft die uitzondering op het verbod van artikel 37.5.1, aanhef en onder a, van de planregels niet aanwezig geacht.
Planregels
7. Artikel 1.88 van de planregels luidt: "In deze regels wordt verstaan onder "normaal onderhoud": het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren."
Artikel 37.4.3, aanhef en onder d, luidt: "Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend: het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud."
Artikel 37.5.1, aanhef en onder a, luidt: "Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: het verwijderen of aanplanten van bomen, heesters en struiken."
Artikel 37.5.2 luidt: "[..] Het bepaalde in artikel 37 lid 5.1 is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:
a. het normale onderhoud of het normale gebruik;
b. het verwijderen en aanplanten van bomen, heesters en struiken van ondergeschikte betekenis tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m², uitgezonderd de bomen, heesters of struiken die deel uitmaken van de afschermende singel;
c. […]."
Overtreding
8. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er een overtreding was. Volgens [appellante] vallen de werkzaamheden onder het normaal onderhoud dat ter plaatse zonder omgevingsvergunning is toegestaan. Op 8 maart 2021 was zij aan het zagen en snoeien om de zonnepanelen vrij te maken. Voor zover er ook is gekapt, valt dat volgens [appellante] niet onder het niet-toegestane verwijderen van bomen. In dat verband wijst zij op het rapport van 1 februari 2024, dat is opgesteld door een deskundige op het gebied van de dendrologie. Het verwijderen van bomen betekent in vaktermen dat bomen met wortel en tak uit de grond worden gehaald en daarvan was geen sprake. Op de locatie waar de werkzaamheden zijn uitgevoerd, is de begroeiing weer teruggekeerd. Gelet daarop was er volgens [appellante] sprake van normaal onderhoud. In dat kader heeft [appellante] verder gewezen op een artikel in de Texelse Courant, waaruit volgens haar naar voren komt dat het verjongen en het zogenoemde terugzetten van de boomsingel aangemerkt kan worden als normaal onderhoud en daarom vergunningvrij is.
8.1. De Afdeling stelt vast dat de lasten zien op werkzaamheden die zijn gericht op het verwijderen van bomen, heesters en/of struiken. Zoals het college ook heeft bevestigd in de brief van 8 februari 2023, valt het terugsnoeien van takken om de zonnepanelen vrij te maken dus niet onder verwijdering als bedoeld in de lasten. Volgens het college dient daaronder alleen "blijvende verwijdering" te worden begrepen.
8.2. In het door [appellante] overgelegde rapport staat dat binnen de dendrologie het verwijderen van bomen inhoudt dat de bomen met wortel en tak uit de grond worden gehaald. Tussen partijen is niet in geschil dat bij de werkzaamheden door [appellante] geen wortels zijn verwijderd en dat de stammen van de bomen, in ieder geval deels, zijn behouden. De Afdeling heeft op door de toezichthouder gemaakte foto’s waargenomen dat ook na het kappen van de betreffende boomstammen de daarbij behorende boomstronken tot een hoogte van 10-20 cm boven de grond zijn blijven staan. In het deskundigenrapport van H.G.M. Rovers van 1 februari 2024 staat dat het op deze manier verwijderen van begroeiing wordt toegepast als beheersmaatregel en dat daarbij het behoud en de ontwikkeling van de bomen centraal staat. Volgens het rapport kan deze vorm van beheer niet zomaar meer worden gewijzigd. Als de begroeiing in dit geval niet op deze manier zou worden beheerd, ontstaan er vertakkingen op korte afstand van elkaar die elkaar verdringen op de weg omhoog. Het college heeft dit niet bestreden. [appellante] heeft erop gewezen dat op de locatie waar de werkzaamheden zijn uitgevoerd vanuit de na het kappen resterende overgebleven boomstronken weer nieuwe takken zijn uitgegroeid. Daarvan heeft zij ook foto’s overgelegd van 25 mei 2023. Het college heeft dit evenmin bestreden.
8.3. De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat in dit geval de op 8 maart 2021 verrichte werkzaamheden aan de begroeiing kon worden begrepen als normaal onderhoud als bedoeld in de artikelen 1.88 en 37.5.2 van de planregels, omdat deze geen blijvende verwijdering van bomen en struiken inhielden. De Afdeling betrekt daarbij tevens dat slechts tot circa 3 m diepte in de 25 m brede bomensingel is gekapt, gezaagd en gesnoeid, zodat de afschermende werking van deze bomensingel intact is gebleven. In zoverre zijn de werkzaamheden ook niet te duiden als strijdig met een goed beheer en gebruik van de gronden, zodat ook hieraan geen argumenten kunnen worden ontleend om de werkzaamheden niet te duiden als normaal onderhoud als bedoeld in de planregels.
De conclusie is dat het college in het in bezwaar gehandhaafde besluit van 9 maart 2021 ten onrechte heeft gesteld dat er werkzaamheden zijn uitgevoerd waarvoor een omgevingsvergunning was vereist, zodat het college in dit geval niet bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
Conclusie
9. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 6 september 2021 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 9 maart 2021 te herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
10. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 november 2022 in zaak nr. 21/533;
III. verklaart het bij de rechtbank door [appellante] ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 6 september 2021, kenmerk 20200329;
V. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 9 maart 2021, kenmerk 20210309;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Texel tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 5.388,76, waarvan € 3.500,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en waarvan € 1.801,99 kosten van deskundigen betreft, te verhogen met de daarover verschuldigde omzetbelasting;
VIII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Texel tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.248,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Texel aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024
195-1036