ECLI:NL:RVS:2024:1570

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
202307850/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking exploitatievergunning en gedoogverklaring Coffeeshop Stingray door burgemeester Beverwijk

Op 5 april 2022 heeft de burgemeester van Beverwijk de exploitatievergunning en gedoogverklaring voor Coffeeshop Stingray ingetrokken, omdat de eigenaar en zijn zoon van slecht levensgedrag zouden zijn. Dit besluit volgde op bestuurlijke rapportages van de politie en andere justitiële informatie. Coffeeshop Stingray, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van Putten en mr. N. Alberts, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft op 17 april 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de burgemeester de besluiten mocht nemen, maar Coffeeshop Stingray was het daar niet mee eens. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn voor slecht levensgedrag van de eigenaar en zijn zoon, onderbouwd door verschillende incidenten, waaronder het aantreffen van drugs en illegaal vuurwerk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij de belangenafweging in het nadeel van de eigenaar uitviel. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202307850/2/A3.
Datum uitspraak: 17 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
Coffeeshop Stingray, gevestigd te Beverwijk,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 21 november 2023 in zaken nrs. 23/3197 en 23/3196 in het geding tussen:
Coffeeshop Stingray
en
de burgemeester van Beverwijk.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2022 heeft de burgemeester de exploitatievergunning en de gedoogverklaring voor Coffeeshop Stingray ingetrokken.
Bij besluit van 9 mei 2022 heeft de burgemeester besloten het pand waarin Coffeeshop Stingray is gevestigd met ingang van 11 mei 2022 voor drie maanden te sluiten.
Bij besluit van 28 maart 2023, verzonden op 11 april 2023, heeft de burgemeester het door Coffeeshop Stingray gemaakte bezwaar tegen het besluit om de gedoogverklaring in te trekken niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de intrekking van de exploitatievergunning en de sluiting van het pand ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2023 heeft de rechtbank het door Coffeeshop Stingray daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd voor zover daarbij het bezwaar tegen de intrekking van de gedoogverklaring niet-ontvankelijk is verklaard en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft Coffeeshop Stingray hoger beroep ingesteld.
Ook heeft Coffeeshop Stingray de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
de burgemeester heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 4 april 2024, waar Coffeeshop Stingray, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van Putten en mr. N. Alberts, beiden advocaat te Almere, en [eigenaar] en de burgemeester, vertegenwoordigd door G.M. Pierik, advocaat te Hoofddorp, en mr. M.N. Bos, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [eigenaar] is de eigenaar van Coffeeshop Stingray. De laatste gedoogverklaring en exploitatievergunning die hij daarvoor heeft gekregen, is die van 19 december 2018. Halverwege 2021 is zijn zoon ook eigenaar geworden. Daarvoor is de exploitatievergunning aangepast.
Nadat de burgemeester bestuurlijke rapportages van de politie had ontvangen en andere informatie uit justitiële documentatie en politiegegevens, concludeerde hij dat [eigenaar] en zijn zoon van slecht levensgedrag zijn. Hij heeft daarom de exploitatievergunning en de gedoogverklaring ingetrokken.
Later kreeg de burgemeester nog een proces-verbaal. Daarin stond dat de zoon reclame voor de coffeeshop had gemaakt terwijl dat volgens het Coffeeshopbeleid niet mag. Dat was aanleiding voor de burgemeester om het pand waarin de coffeeshop zit, te sluiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester deze besluiten mocht nemen. Coffeeshop Stingray is het daar niet mee eens.
2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Oordeel van de voorzieningenrechter
3.       In hoger beroep gaat het om de vraag of het besluit van 28 mei 2023, waarbij de bezwaren van Coffeeshop Stingray tegen de intrekking van de exploitatievergunning en de gedoogverklaring ongegrond zijn verklaard, in stand kan blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek in deze zaken geboden is. Daarom beperkt de voorzieningenrechter zich tot een afweging van belangen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige moet worden afgewezen. Hieronder zal de voorzieningenrechter toelichten waarom.
4.       De regels die in deze zaak van belang zijn, zijn het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 (inmiddels het Alcoholbesluit), de Algemene Plaatselijke Verordening Beverwijk 2019, de Beleidsregel exploitatievergunningen en het Coffeeshopbeleid Beverwijk.
Volgens die regels mag een exploitatievergunning worden ingetrokken als de exploitant van slecht levensgedrag is. Dat begrip mag ruim worden opgevat door de burgemeester. Verder mag een gedoogverklaring worden ingetrokken als reclame wordt gemaakt of als de handelsvoorraad groter is dan toegestaan. In het Coffeeshopbeleid staan regels over de intrekking van gedoogverklaringen.
5.       In de bestuurlijke rapportages zijn verschillende incidenten door de politie genoemd. Het gaat om incidenten waarbij hoeveelheden drugs zijn gevonden in de woning van [eigenaar], in de garage van de buurman, in de woning van de zoon van [eigenaar] en in panden die [eigenaar] of zijn zoon verhuurden. Ook zijn er twee incidenten over de handel in en de vondst van illegaal vuurwerk. Daarnaast is er het incident bestaande uit het maken van reclame voor de coffeeshop.
6.       Coffeeshop Stingray voert aan dat [eigenaar] en zijn zoon niet van slecht levensgedrag zijn omdat geen enkel incident heeft geleid tot een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling. Zo zijn twee zaken geseponeerd en zijn [eigenaar] en zijn zoon in vier andere zaken niet als verdachte aangemerkt of vrijgesproken. Het incident dat overblijft, is dat waarbij een voorraad voor de coffeeshop in de woning van [eigenaar] is gevonden. Daarvoor heeft de burgemeester al een waarschuwing gegeven op 9 februari 2021 en dat enkele incident kan volgens Coffeeshop Stingray dus niet het oordeel dragen dat sprake is van slecht levensgedrag.
Verder vindt Coffeeshop Stingray dat de rechtbank haar belangen meer had moeten meewegen en daarbij ook de financiële gevolgen had moeten betrekken.
7.       Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er voldoende aanwijzingen dat bij zowel [eigenaar] als zijn zoon sprake is van slecht levensgedrag. De voorzieningenrechter wijst op de volgende feiten.
8.       Op 18 november 2020 heeft de politie onder meer ongeveer 35 kilo softdrugs en 6012 voorgedraaide verpakte joints gevonden in de woning van [eigenaar]. Hij heeft niet ontkend dat de drugs aan hem toebehoorden en bedoeld waren voor zijn coffeeshop. De woning is toen op last van de burgemeester gesloten voor de duur van twee maanden. Op 31 mei 2022 is [eigenaar] door de politierechter voor het bezit van de op 18 november 2020 in zijn woning aangetroffen verdovende middelen veroordeeld tot 200 uur taakstraf of subsidiair 100 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft Coffeeshop Stingray in februari 2021 een schriftelijke waarschuwing gekregen omdat de toegestane handelsvoorraad van 500 gram was overschreden.
Op 9 februari 2017 vond de politie 49 kilo hennep (inclusief het gewogen plastic) in de garage van de buurman van [eigenaar]. [eigenaar] heeft tijdens zijn verhoor als getuige verklaard dat die hennep de voorraad voor zijn coffeeshop is. Ook heeft hij verklaard dat hij de garage van zijn buurman mocht gebruiken omdat hij zijn eigen garage verbouwde.
9.       Op 31 januari 2019 zijn in het pand van de zoon van [eigenaar] aan de [locatie 1] in Haarlem 9120 gram softdrugs en diverse soorten harddrugs gevonden. Dit heeft geleid tot sluiting van de woning van de zoon van [eigenaar] gedurende twee maanden.
Op 16 november 2020 is de zoon van [eigenaar] aangehouden voor het aanbieden en verkopen van vuurwerk. De zoon is door de rechtbank vrijgesproken van het opzettelijk opslaan van illegaal vuurwerk, maar het Openbaar Ministerie is op grond van nieuwe feiten in hoger beroep gegaan.
Op 29 september 2022 heeft de politie bij een controle in een bedrijfspand van [eigenaar] aan de [locatie 2] in Haarlem illegaal vuurwerk aangetroffen. De zoon is aangemerkt als verdachte.
10.     Verder zijn op 3 februari 2021 in een door [eigenaar] verhuurd bedrijfspand in Haarlem en op 10 februari 2021 in een door [eigenaar] verhuurd bedrijfspand in Opmeer hennepkwekerijen aangetroffen. [eigenaar] is niet als verdachte aangemerkt, maar dat neemt niet weg dat de hennepkwekerijen werden aangetroffen in door hem verhuurde panden, waarvoor hij als verhuurder verantwoordelijkheid heeft. Ook heeft een bijzondere opsporingsambtenaar op 4 april 2022 geconstateerd dat via social media reclame is gemaakt voor de coffeeshop.
11.     Coffeeshop Stingray heeft aan de hand van een verklaring van zijn boekhouder betoogd dat de intrekking van de exploitatievergunning en de gedoogverklaring leiden tot grote financiële schade doordat zijn coffeeshop al langere tijd is gesloten. Ter zitting heeft [eigenaar] toegelicht dat hij de financier van de coffeeshop is en dat zijn zoon inmiddels niet meer bij de exploitatie is betrokken en hij een ander zakenpartner voor de coffeeshop heeft. Verder wijst [eigenaar] er op dat de incidenten van 9 februari 2017 en 18 november 2020 de burgemeester er niet toe hebben gebracht om de exploitatievergunning en de gedoogverklaring in te trekken.
12.     Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt de afweging van de belangen van [eigenaar] om de Coffeeshop Stingray te kunnen blijven exploiteren tegenover de bescherming van de openbare orde in het nadeel van [eigenaar] uit. Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt dat er voor de burgemeester voldoende aanleiding kon bestaan om te oordelen dat [eigenaar] en zijn zoon van slecht levensgedrag zijn. Dat de incidenten van 9 februari 2017 en 18 november 2020 de burgemeester er toe hebben gebracht om te volstaan met een waarschuwing doet wel de vraag rijzen of de na de waarschuwing gebleken feiten voldoende zwaarwegend zijn voor het oordeel dat [eigenaar] van slecht levensgedrag is, maar dat zal in de bodemprocedure moeten worden beoordeeld. De hiervoor weergegeven feiten rechtvaardigen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval wel de intrekking van de gedoogverklaring op het moment dat daartoe werd besloten, waarbij de voorzieningenrechter betrekt dat hiertoe al kan worden besloten als een van de exploitanten van slecht levensgedrag is. Het feit dat de zoon van [eigenaar] niet meer bij de exploitatie van de coffeeshop is betrokken en [eigenaar] een andere zakenpartner heeft gevonden kan voor hen aanleiding zijn om de burgemeester te vragen om een nieuwe exploitatievergunning en nieuwe gedoogverklaring. De voorzieningenrechter kan op dat oordeel van de burgemeester niet vooruitlopen.
Slotsom
13.     Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
14.     De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024
290